online les 21 woordsoorten + beknopte bijzin + voorz vw

Welkom!
Les over beknopte bijzin, voorzetsel voorwerp, bijvoeglijke bijzin en woordsoorten.

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 85 min

Items in this lesson

Welkom!
Les over beknopte bijzin, voorzetsel voorwerp, bijvoeglijke bijzin en woordsoorten.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning/belangrijke data!
  • 15 juni laatste moment dat ik in tio-schrijft kijk. Alles wat daarna nog komt neem ik niet mee in de beoordeling.
  • 18 juni (13:15 uur lokaal 124) - eindtoets grammatica/spelling/stijlfiguren.
  • 19 juni diataal toets om 13 uur in ateliertijd! 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel
  • Uitleg van en oefenen met de beknopte bijzin om dit beter te begrijpen.
  • Voorzetsel voorwerp begrijpen.
  • Bijvoeglijke bijzin nogmaals herhalen.
  • Oefenen met woordsoorten om dit beter te begrijpen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

zinsdelen
woordsoorten
onderwerp
lijdend voorwerp
persoonsvorm
meewerkend voorwerp
gezegde
bijwoordelijke bepaling
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
voorzetsel
voornaamwoord

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

Gebruik dit rijtje ook op de toets bij het ontleden van zinnen!
Wat is het voorzetselvoorwerp in de volgende zin?
Ik waarschuwde haar voor de gevolgen.
A
Ik waarschuwde
B
voor
C
voor de gevolgen
D
er zit geen voorzetselvoorwerp in.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is belangrijk om te weten bij een voorzetselvoorwerp (2 dingen)?

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

Voorzetsel vw of bijwoordelijke bepaling?
Zij heeft veel plezier in haar nieuwe baan.
A
zij heeft veel plezier = voorz vw
B
in haar nieuwe baan = bijw bep
C
zij heeft veel plezier = bijw bep
D
in haar nieuwe baan = voorz vw

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Beknopte bijzin herhaling
Drie soorten beknopte bijzinnen:
  •     met te + infinitief
  •     met een voltooid deelwoord
  •     met een onvoltooid deelwoord
    1. Zonder te stoppen haalde zij de finish.
    2. Door goed gewerkt te hebben, kreeg hij promotie.
    3. Balend van de wissel, schopte ze tegen een flesje.
   

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Juiste beknopte bijzin of niet?
Hard lopend werden de boeven door de politie in de gaten gehouden.
A
juist
B
niet juist
C
Er staat geen beknopte bijzin in.
D
weet ik niet

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Juiste beknopte bijzin of niet?
Reagerend op uw e-mail ontvangt u hier de door u gevraagde folders.
A
juist
B
onjuist
C
Er staat geen beknopte bijzin in.
D
weet ik niet

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Juiste beknopte bijzin of niet.
Na het gat ontdekt te hebben waarschuwde hij de dijkbewaking.
A
juist
B
onjuist
C
Er staat geen beknopte bijzin in.
D
weet ik niet.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Bijvoeglijke bijzin herhaling
Let op het betrekkelijk voornaamwoord!
  • Het kind, dat daar kruipt, is mijn neefje.
  • De jongen, die zo aardig is.
  • De leraar, die zo moeilijk doet.
  • Het netjes eten, wat zo lastig gaat.
    Maak nu zelf een bijvoeglijke bijzin van:
    1. De ontzettend aardige leraar gaf een compliment.
    2. De slecht uitgeruste leerling dronk teveel energiedrank.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Bedenk zelf eens een zin met een bijvoeglijke bijzin.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Woordsoorten oefenen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Op kinderen die van weglopen houden moet je goed letten.
A
op = voorzetsel van = voorzetsel
B
op = voorzetsel van = bijwoord
C
op = bijwoord van = voorzetsel
D
op = bijwoord van = bijwoord

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wij hebben ons vergist.
Ons =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wij begrijpen elkaar als geen ander.
elkaar = ..........
A
wederkerend voornaamwoord
B
wederkerig voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
nevenschikkend voegwoord

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wil jij wat drinken?
wat = .......
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat heb je geleerd en wat wil je nog (beter) leren?

Slide 22 - Mind map

This item has no instructions

Slide 23 - Video

This item has no instructions