5. Zoek het lijdend voorwerp
(LV).
Wat (soms: Wie) + WG + OW?6. Zoek het meewerkend voorwerp (MV). Aan (soms: Voor) wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
7. Zoek de bijwoordelijke bepaling (BWB). Vraag: Waar? Waarheen? Waarover? Waarom? Waardoor?
Ook losse woorden kunnen BWB zijn, zoals:
niet, misschien, toch, waarheen, waarom en hoe.