2.1 + H2.2 Licht en schaduw

NaSk H2 Licht Planning 

 23 augustus §2.1 Licht en Schaduw
   30 augustus §2.2 Spiegels
6 september §2.3 Lichtbundels
13 september SO §2.1-2.3 
      20 september §2.4 Kleuren maken
        27 september §2.5 Kleuren zien
   4 oktober §2.6 Spiegelwet
11 oktober oefentoets H2
18 oktober Toets H2




1 / 52
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

NaSk H2 Licht Planning 

 23 augustus §2.1 Licht en Schaduw
   30 augustus §2.2 Spiegels
6 september §2.3 Lichtbundels
13 september SO §2.1-2.3 
      20 september §2.4 Kleuren maken
        27 september §2.5 Kleuren zien
   4 oktober §2.6 Spiegelwet
11 oktober oefentoets H2
18 oktober Toets H2




Slide 1 - Slide

§2.1 Licht en schaduw
Blz. 66 - 74 leer-/werkboek

Doelen:
- Ik weet waar licht ontstaat.
- Ik weet hoe schaduw ontstaat.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Lichtbron
is de plaats waar licht ontstaat.



Slide 4 - Slide

Lichtbron
is de plaats waar licht ontstaat.



Een lichtstraal is een rechte lijn die laat zien hoe het licht vanaf de lichtbron naar de omgeving gaat.

Slide 5 - Slide

Natuurlijke lichtbron
(door de natuur ontstaan)

Slide 6 - Slide

Kunstmatige lichtbron
(door mensen gemaakt)

Slide 7 - Slide

Indirect licht =  licht dat niet rechtstreeks van een lichtbron komt, maar eerst tegen een voorwerp weerkaatst.

Slide 8 - Slide

verstrooiing
diffuus licht

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Dit plaatje is een voorbeeld van
A
natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron

Slide 11 - Quiz

Een voorbeeld van een kunstmatige lichtbron is
A
Kaars
B
Maan
C
Zon
D
Sterren

Slide 12 - Quiz

Kaarsen zijn een kunstmatige lichtbron omdat..?
A
Ze geen natuurlijk licht geven
B
Ze door de mens gemaakt zijn
C
In de natuur gevonden worden
D
Ze een natuurlijk licht geven

Slide 13 - Quiz

Aan de slag
Maak nu opdracht 1 t/m 13
Van 2.1

timer
10:00

Slide 14 - Slide

Schaduw ontstaat als een voorwerp fel wordt verlicht.
De schaduw is het gebied achter het voorwerp waar veel minder licht komt.
De schaduw teken je door de randstralen vanuit de lichtbron langs het voorwerp te tekenen.

Slide 15 - Slide

Schaduw tekenen

Slide 16 - Slide

Schaduw (kern en half): fout

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Slide

Gezichtsveld = het gebied dat je kunt zien.
Een zichtlijn = een lijn die je gebruikt om de grens van je gezichtsveld aan te geven.

Slide 20 - Slide

Aan de slag
Maak opdrachten 1 t/m 21 van H.2 paragraaf 2.1 
Klaar? Kijk na.
Niet klaar? Zorg dat het af en nagekeken is op vrijdag 30 augustus! Dus noteer het in je agenda.

Slide 21 - Slide

NaSk H2 Licht Planning 

 23 augustus §2.1 Licht en Schaduw
   30 augustus §2.2 Spiegels
6 september §2.3 Lichtbundels
13 september SO §2.1-2.3 
      20 september §2.4 Kleuren maken
        27 september §2.5 Kleuren zien
   4 oktober §2.6 Spiegelwet
11 oktober oefentoets H2
18 oktober Toets H2




Slide 22 - Slide

§ 2.2 Spiegels - leerdoel
Ik kan vertellen over spiegels.
  • Welke eigenschappen een spiegelbeeld heeft.
  • Hoe een spiegelbeeld ontstaat.
  • Hoe je door het weerkaatsen van lichtstralen een spiegelbeeld ziet.

Slide 23 - Slide

Dit plaatje is een voorbeeld van
A
natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron

Slide 24 - Quiz

Een voorbeeld van een kunstmatige lichtbron is
A
Kaars
B
Maan
C
Zon
D
Sterren

Slide 25 - Quiz

Kaarsen zijn een kunstmatige lichtbron omdat..?
A
Ze geen natuurlijk licht geven
B
Ze door de mens gemaakt zijn
C
In de natuur gevonden worden
D
Ze een natuurlijk licht geven

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Spiegelende weerkaatsing
Diffuse weerkaatsing:

Slide 28 - Slide

Spiegelende weerkaatsing
Diffuse weerkaatsing:
Lichtstralen in alle richtingen.

Slide 29 - Slide

Spiegelende weerkaatsing
Spiegelende weerkaatsing:

Diffuse weerkaatsing:
Lichtstralen in alle richtingen.

Slide 30 - Slide

Spiegelende weerkaatsing
Spiegelende weerkaatsing:
lichtstralen in één richting.
Diffuse weerkaatsing:
Lichtstralen in alle richtingen.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Spiegelende weerkaatsing
Spiegelende weerkaatsing:
lichtstralen in één richting.
Diffuse weerkaatsing:
Lichtstralen in alle richtingen.

Eigenschappen spiegelbeeld:

Slide 33 - Slide

Spiegelende weerkaatsing
Spiegelende weerkaatsing:
lichtstralen in één richting.
Diffuse weerkaatsing:
Lichtstralen in alle richtingen.

Eigenschappen spiegelbeeld:
1. Je spiegelbeeld is even groot als je zelf bent.

Slide 34 - Slide

Spiegelende weerkaatsing
Spiegelende weerkaatsing:
lichtstralen in één richting.
Diffuse weerkaatsing:
Lichtstralen in alle richtingen.

Eigenschappen spiegelbeeld:
1. Je spiegelbeeld is even groot als je zelf bent.
2. Je spiegelbeeld ziet er hetzelfde uit.

Slide 35 - Slide

Spiegelende weerkaatsing
Spiegelende weerkaatsing:
lichtstralen in één richting.
Diffuse weerkaatsing:
Lichtstralen in alle richtingen.

Eigenschappen spiegelbeeld:
1. Je spiegelbeeld is even groot als je zelf bent.
2. Je spiegelbeeld ziet er hetzelfde uit.
3. Je spiegelbeeld staat even ver achter de spiegel als jij voor de spiegel staat.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Spiegelende weerkaatsing
Spiegelende weerkaatsing:
lichtstralen in één richting.
Diffuse weerkaatsing:
Lichtstralen in alle richtingen.

Eigenschappen spiegelbeeld:
1. Je spiegelbeeld is even groot als je zelf bent.
2. Je spiegelbeeld ziet er hetzelfde uit.
3. Je spiegelbeeld staat even ver achter de spiegel als jij voor de spiegel staat.
4. Je kunt het spiegelbeeld niet ergens op projecteren.

Slide 38 - Slide

Spiegelende weerkaatsing
Spiegelende weerkaatsing:
lichtstralen in één richting.
Diffuse weerkaatsing:
Lichtstralen in alle richtingen.

Eigenschappen spiegelbeeld:
1. Je spiegelbeeld is even groot als je zelf bent.
2. Je spiegelbeeld ziet er hetzelfde uit.
3. Je spiegelbeeld staat even ver achter de spiegel als jij voor de spiegel staat.
4. Je kunt het spiegelbeeld niet ergens op projecteren.
Je kunt een voorwerp via een spiegel zien als de zichtlijn van oog naar spiegelbeeld door de spiegel loopt.

Slide 39 - Slide

Spiegelende weerkaatsing
Spiegelende weerkaatsing:
lichtstralen in één richting.
Diffuse weerkaatsing:
Lichtstralen in alle richtingen.

Eigenschappen spiegelbeeld:
1. Je spiegelbeeld is even groot als je zelf bent.
2. Je spiegelbeeld ziet er hetzelfde uit.
3. Je spiegelbeeld staat even ver achter de spiegel als jij voor de spiegel staat.
4. Je kunt het spiegelbeeld niet ergens op projecteren.
Je kunt een voorwerp via een spiegel zien als de zichtlijn van oog naar spiegelbeeld door de spiegel loopt.

Slide 40 - Slide

Spiegelende weerkaatsing
Spiegelende weerkaatsing:
lichtstralen in één richting.
Diffuse weerkaatsing:
Lichtstralen in alle richtingen.

Eigenschappen spiegelbeeld:
1. Je spiegelbeeld is even groot als je zelf bent.
2. Je spiegelbeeld ziet er hetzelfde uit.
3. Je spiegelbeeld staat even ver achter de spiegel als jij voor de spiegel staat.
4. Je kunt het spiegelbeeld niet ergens op projecteren.
Je kunt een voorwerp via een spiegel zien als de zichtlijn van oog naar spiegelbeeld door de spiegel loopt.
licht van een voorwerp       via spiegel       jouw oog        je ziet het spiegelbeeld.

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Video

Slide 43 - Slide

Pak nu opdracht 26 erbij. 
Deze gaan we samen doen, terwijl we in het filmpje de stappen doornemen van hoe je een spiegelbeeld tekent.

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Video

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Bij diffuse weerkaatsing wordt het licht
A
In één richting weerkaatst
B
In allerlei richtingen weerkaatst.

Slide 48 - Quiz

Van wat voor soort weerkaatsing is dit een voorbeeld
A
Diffuse reflectie
B
Spiegelende reflectie

Slide 49 - Quiz

Van wat voor type weerkaatsing is dit een voorbeeld?
A
Diffuse reflectie
B
Spiegelende reflectie

Slide 50 - Quiz

Wat weet je van de afstand tussen het spiegelbeeld en de spiegel en de afstand tussen het voorwerp en de spiegel?
A
Van spiegelbeeld tot spiegel is groter
B
Van voorwerp tot spiegel is groter
C
Beide afstanden zijn evengroot

Slide 51 - Quiz

Aan de slag
Lees hoofdstuk 2.2  (blz 75 -78)
Maken opdrachten 22 t/m 31 (+ nakijken, verbeteren)
Klaar? 32 t/m 35
Dan: nakijken - verbeteren - werk afmaken - lezen

Niet klaar? Zorg dat het af en nagekeken is op vrijdag 6 september. Noteer dit in je agenda!


Slide 52 - Slide