2.1 + H2.2 Licht en schaduw

§2.1 Licht en schaduw
BLZ 66 van het boek
Doelen:
Je leert
- wat nodig is om voorwerpen te zien
- hoe schaduw ontstaat
1 / 37
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

§2.1 Licht en schaduw
BLZ 66 van het boek
Doelen:
Je leert
- wat nodig is om voorwerpen te zien
- hoe schaduw ontstaat

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Samen lezen: pagina 66 + 67

Slide 3 - Slide

Lichtbron
is de plaats waar licht ontstaat.



Een lichtstraal is een rechte lijn die laat zien hoe het licht vanaf de lichtbron naar de omgeving gaat.

Slide 4 - Slide

Natuurlijke lichtbron
(door de natuur ontstaan)

Slide 5 - Slide

Kunstmatige lichtbron
(door mensen gemaakt)

Slide 6 - Slide

Indirect licht =  licht dat niet rechtstreeks van een lichtbron komt, maar eerst tegen een voorwerp weerkaatst.

Slide 7 - Slide

verstrooiing
diffuus licht

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Dit plaatje is een voorbeeld van
A
natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron

Slide 10 - Quiz

Een voorbeeld van een kunstmatige lichtbron is
A
Kaars
B
Maan
C
Zon
D
Sterren

Slide 11 - Quiz

Kaarsen zijn een kunstmatige lichtbron omdat..?
A
Ze geen natuurlijk licht geven
B
Ze door de mens gemaakt zijn
C
In de natuur gevonden worden
D
Ze een natuurlijk licht geven

Slide 12 - Quiz

Aan de slag
Maak nu opdracht 1 t/m 6
Van 2.1

timer
10:00

Slide 13 - Slide

Samen lezen: Schaduw + gezichtsveld 
(p 67 + 68)

Slide 14 - Slide

Schaduw ontstaat als een voorwerp fel wordt verlicht.
De schaduw is het gebied achter het voorwerp waar veel minder licht komt.

Slide 15 - Slide

Schaduw tekenen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Gezichtsveld = het gebied dat je kunt zien.
Een zichtlijn = een lijn die je gebruikt om de grens van je gezichtsveld aan te geven.

Slide 18 - Slide

Aan de slag
Maak opdrachten 7 tm 19

Klaar > Leg je boek op de hoek van je tafel
  --> pak je boek!
Niet klaar? Zorg dat het af  is op woensdag 28 Augusts
 Dus noteren in je agenda!!

Slide 19 - Slide

H. 2.2 Spiegels
Leerdoel:
  • Welke eigenschappen een spiegelbeeld heeft
  • Hoe een spiegelbeeld ontstaat.
  • Hoe je door het weerkaatsen van lichtstralen een spiegelbeeld ziet. 

Slide 20 - Slide

Dit plaatje is een voorbeeld van
A
natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron

Slide 21 - Quiz

Een voorbeeld van een kunstmatige lichtbron is
A
Kaars
B
Maan
C
Zon
D
Sterren

Slide 22 - Quiz

Kaarsen zijn een kunstmatige lichtbron omdat..?
A
Ze geen natuurlijk licht geven
B
Ze door de mens gemaakt zijn
C
In de natuur gevonden worden
D
Ze een natuurlijk licht geven

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Spiegelende weerkaatsing
Spiegelende weerkaatsing: lichtstralen in één richting.
Diffuse weerkaatsing:
Lichtstralen in alle richtingen.

Slide 25 - Slide

Spiegelende weerkaatsing


Spiegelende weerkaatsing:
lichtstralen in één richting.
Diffuse weerkaatsing:
Lichtstralen in alle richtingen.




Eigenschappen spiegelbeeld
:
1. Ziet er hetzelfde uit als voorwerp voor spiegel.
2. Even groot.

Slide 26 - Slide

Spiegelende weerkaatsing
Spiegelende weerkaatsing:
lichtstralen in één richting.
Diffuse weerkaatsing:
Lichtstralen in alle richtingen.

Eigenschappen spiegelbeeld:
1. Ziet er hetzelfde uit als voorwerp voor spiegel.
2. Even groot.
3. Afstand van de spiegel hetzelfde.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Spiegelende weerkaatsing
Spiegelende weerkaatsing:
lichtstralen in één richting.
Diffuse weerkaatsing:
Lichtstralen in alle richtingen.

Eigenschappen spiegelbeeld:
1. Ziet er hetzelfde uit als voorwerp voor spiegel.
2. Even groot.
3. Afstand van de spiegel hetzelfde.
4. Kan niet op scherm projecteren.
Je kunt een voorwerp via een spiegel zien als de zichtlijn van oog naar spiegelbeeld door de spiegel loopt.

Slide 29 - Slide

Spiegelende weerkaatsing
Spiegelende weerkaatsing:
lichtstralen in één richting.
Diffuse weerkaatsing:
Lichtstralen in alle richtingen.

Eigenschappen spiegelbeeld:
1. Ziet er hetzelfde uit als voorwerp voor spiegel.
2. Even groot.
3. Afstand van de spiegel hetzelfde.
4. Kan niet op scherm projecteren.
Je kunt een voorwerp via een spiegel zien als de zichtlijn van oog naar spiegelbeeld door de spiegel loopt.
licht van een voorwerp       via spiegel       jouw oog        je ziet het spiegelbeeld.

Slide 30 - Slide

Spiegelbeelden zien

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Wat weet je van de afstand tussen het spiegelbeeld en de spiegel en de afstand tussen het voorwerp en de spiegel?
A
Van spiegelbeeld tot spiegel is groter
B
Van voorwerp tot spiegel is groter
C
Beide afstanden zijn evengroot

Slide 36 - Quiz

Aan de slag
Lees hoofdstuk 2.2  (blz 29 -31)
Maken opdrachten 22 t/m 30 (+ nakijken, verbeteren)
Klaar? 31 t/m 34
Dan: nakijken - verbeteren - werk afmaken - lezen

Niet klaar? Zorg dat het af en nagekeken is op maandag 18 september! Dus noteren in je agenda!


Slide 37 - Slide