This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Herhaling AF
Hfst 0: Cellen
Slide 1 - Slide
Cel
Weefsel
Orgaan
Orgaanstelsel
Kleinste functionele eenheid
Hebben allemaal dezelfde vorm en functie
Bestaat uit verschillende weefsels die samenwerken
Urineblaas
Digestie-apparaat
Erytrocyt
Verschillende organen die met elkaar samenwerken
Bot
Slide 2 - Drag question
Zuurstof-opname door een rode bloedcel is een specifieke celfunctie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Een cel die voedingsstoffen opneemt uit het bloed is een algemene celfunctie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
Het cytoplasma is
A
grens van de cel met buiten
B
de plek waar RNA wordt afgelezen
C
is de plaats waar het DNA opgeslagen ligt
D
is het vloeistof in de cel
Slide 5 - Quiz
Nummer 3 en 9 zijn repectievelijk
A
Glad ER en het Golgi apparaat
B
Ruw ER en glad ER
C
Ruw ER en een mitochondium
D
Ruw ER en het Golgi apparaat
Slide 6 - Quiz
Celkern
Mitochondrium
Ribosoom
Lysosoom
Golgi apparaat
Verpakt en transporteert eindproducten
Bestuurt de cel
Vertaalt het RNA naar de aanmaak van eiwitten
Neemt deeltjes om ze te verteren
Produceert energie voor de cel
Slide 7 - Drag question
Slide 8 - Slide
Wat is een ion?
Slide 9 - Open question
Passief transport ....
A
Gaat van een lage naar een hoge concentratie
B
Kost ATP
C
O2 en CO2 verplaatst zich op deze manier
D
Glucose verplaatst zich op deze manier
Slide 10 - Quiz
Welk proces wordt hier afgebeeld?
A
Diffusie
B
Osmose
Slide 11 - Quiz
Diffusie is de gelijkmatige verspreiding van moleculen over de ruimte, doordat ze zelfstandig bewegen en botsen, van hoge concentratie naar lage concentratie
A
Juist
B
Niet juist
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Een fysiologische zout-oplossing bevat 0,9% zout (NaCl)
A
Dit is een hypotone vloeistof
B
Dit is een isotone vloeistof
C
Dit is een hypertone vloeistof
Slide 14 - Quiz
Als een infuusvloeistof meer opgeloste deeltjes bevat dan het bloed, dan is hij
A
hypotoon
B
isotoon
C
hypertoon
Slide 15 - Quiz
Als een infuus hypotoon is, dan zullen bloedcellen gaan barsten
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
Elk type signaalstof heeft zijn eigen cel-receptor. Hormoon A kan niet aanhechten op de cel-receptor van hormoon B