Werkwoordspelling

Kinderen _______ (houden van, t.t.) een sneeuwballengevecht.
A
hielden van
B
houden van
C
houdt van
D
houd van
1 / 11
next
Slide 1: Quiz
NederlandsBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Kinderen _______ (houden van, t.t.) een sneeuwballengevecht.
A
hielden van
B
houden van
C
houdt van
D
houd van

Slide 1 - Quiz

Deze organisatie ________ (streven, t.t.) al jaren naar een beter klimaat.
A
streven
B
streefden
C
streeft
D
streef

Slide 2 - Quiz

De helikopter ______ (landen, v.t.) op het strand.
A
land
B
landte
C
lande
D
landde

Slide 3 - Quiz

Hij _______ (besteden, t.t.) te veel tijd aan gamen.
A
besteedde
B
besteedt
C
besteed
D
besteden

Slide 4 - Quiz

Wij ________ (willen, t.t.) nog even naar de stad gaan.
A
wilt
B
wilden
C
willen
D
wil

Slide 5 - Quiz

Hij ________ (geloven, t.t.) dat jij hem die leugens hebt verteld.
A
gelooft
B
geloovt
C
geloofde
D
geloofd

Slide 6 - Quiz

Zij ________ (verplegen, v.t.) hem een half jaar.
A
verpleegt
B
verplegen
C
verpleegdt
D
verpleegde

Slide 7 - Quiz

Ik ________(hebben, t.t.) van Sinterklaas een bal gekregen.
A
heb
B
hebben
C
had
D
hadden

Slide 8 - Quiz

Ik ________(wachten, v.t.) erg lang op hem.
A
wacht
B
wachtte
C
wachten
D
wachtten

Slide 9 - Quiz

Jij ________ (verwaarlozen, t.t.) onze vriendschap.
A
verwaarlozen
B
verwaarloost
C
verwaarloosden
D
verwaarloos

Slide 10 - Quiz

Hij ________(verlenen, v.t.) hulp aan zijn gewonde broeder.
A
verlenen
B
verleent
C
verleenden
D
verleende

Slide 11 - Quiz