Thema school - A1 - les 3
1 / 42
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
timer
1:00
De school?
Slide 2 - Mind map
Wat is dit?
A
het papier
B
de pen
C
de gom
D
het potlood
Slide 3 - Quiz
Wat is dit?
A
het slijper
B
de stoel
C
het gom
D
het lat
Slide 4 - Quiz
Wat is dit?
A
het potlood
B
de stift
C
de pen
D
het lat
Slide 5 - Quiz
Wat is dit?
A
het papier
B
het potlood
C
de map
D
het schrift
Slide 6 - Quiz
Wat is dit?
A
het papier
B
de agenda
C
de map
D
het schrift
Slide 7 - Quiz
Wat is dit?
A
het papier
B
de agenda
C
de map
D
het boek
Slide 8 - Quiz
Wat is dit?
A
het potlood
B
de pen
C
het papier
D
het schrift
Slide 9 - Quiz
Wat is dit?
A
pen
B
gom
C
potlood
D
stift
Slide 10 - Quiz
Wat is dit?
A
de klas
B
de tafel
C
de leerkracht
D
de school
Slide 11 - Quiz
Wat is dit?
A
de klas
B
de tafel
C
de leerkracht
D
de school
Slide 12 - Quiz
Wat is dit?
A
het schrift
B
de slijper
C
de gom
D
het boek
Slide 13 - Quiz
Wat is dit?
A
het (school)bord
B
de klas
C
de leerkracht
D
de leerling
Slide 14 - Quiz
Wat is dit?
A
het (school)bord
B
de gang
C
de leerkracht
D
de klas
Slide 15 - Quiz
Wat is dit?
A
de stoel
B
de tafel
C
de deur
D
de kast
Slide 16 - Quiz
Wat is dit?
A
drinken
B
eten
C
luisteren
D
schrijven
Slide 17 - Quiz
Wat is dit?
A
de stoel
B
de tafel
C
de deur
D
de kast
Slide 18 - Quiz
Wat is dit?
A
drinken
B
eten
C
luisteren
D
schrijven
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Slide
Wat is dit?
A
de plakbond
B
de plakbant
C
de placband
D
de plakband
Slide 21 - Quiz
Wat is dit?
A
de scaar
B
de shaar
C
de schaar
D
de shar
Slide 22 - Quiz
Wat is dit?
A
de computer
B
de compoeter
C
het computer
D
het compoeter
Slide 23 - Quiz
Wat is dit?
A
de lijm
B
de leim
C
de lim
D
de leem
Slide 24 - Quiz
Wat is dit?
A
de steft
B
de stift
C
de stevt
D
de stivt
Slide 25 - Quiz
Wat is dit?
A
de potlod
B
de potlod
C
het potlood
D
het pootlood
Slide 26 - Quiz
Wat is dit?
A
het stol
B
de stol
C
de stoel
D
het stoel
Slide 27 - Quiz
timer
1:00
Werkwoorden
Slide 28 - Mind map
drink
drinkt
drinkt
drinken
drinken
drinken
ik
jij
hij / zij
wij
jullie
zij (2 of meer mensen)
Slide 29 - Drag question
schrijf
schrijft
schrijft
schrijven
schrijven
schrijven
ik
jij
hij / zij
wij
jullie
zij (2 of meer mensen)
Slide 30 - Drag question
luister
luistert
luistert
luisteren
luisteren
luisteren
ik
jij
hij / zij
wij
jullie
zij (2 of meer mensen)
Slide 31 - Drag question
plak
plakt
plakt
plakken
plakken
plakken
ik
jij
hij / zij
wij
jullie
zij (2 of meer mensen)
Slide 32 - Drag question
het huis
Werkwoord
geen werkwoord
eten
slapen
het papier
de klas
schrijven
het raam
de deur
Slide 33 - Drag question
Wat is goed:
Hij ....
Hij ....
A
drink
B
drinkt
C
drinken
Slide 34 - Quiz
Wat is goed:
Zij (1 persoon)....
een boek
Zij (1 persoon)....
een boek
A
lees
B
leest
C
lezen
Slide 35 - Quiz
Ik ..... naar de buurman.
A
luister
B
luistert
C
luisteren
Slide 36 - Quiz
Ik ..... naar de buurman.
A
luister
B
luistert
C
luisteren
Slide 37 - Quiz
Hij ..... het op zijn papier.
A
plak
B
plakken
C
plakt
Slide 38 - Quiz
Hij ...... zijn naam.
A
zeg
B
zegt
C
zeggen
Slide 39 - Quiz
Zij (1 persoon) ...... een brief.
A
schrijf
B
schrijven
C
schrijft
Slide 40 - Quiz
Jullie .... het goed.
A
begrijp
B
begrijpt
C
begrijpen
Slide 41 - Quiz
Wij .... koffie.
A
drinkt
B
drink
C
drinken
