H4 Préparation PTA Schrijfvaardigheid - Toetsweek 2 2122

PTA Schrijfvaardigheid
Normering
Herhaling stof
1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

PTA Schrijfvaardigheid
Normering
Herhaling stof

Slide 1 - Slide

Berekening cijfer periode 2
Twee cijfers:
  1. Schrijfdossier + open boektoets (gemiddelde van 6) - h4-fa-p01
  2. Schrijftoets toetsweek = PTA Schrijfvaardigheid - h4-fa-t02

Cijfer schrijfdossier + open boektoets komt in laatste kolom Magister (gemiddelde van alle 'tussentoetsen')

Slide 2 - Slide

Beoordeling schrijfopdrachten

Slide 3 - Slide

Voorbereiding schrijftoets
  1. Voca en zinsconstructies
  2. Werkwoorden en tijden
  3. Structuurwoorden
  4. Informele mail <-> formele brief
  5. Veelgemaakte fouten

Slide 4 - Slide

Vertaal: het gebruik
A
le comportement
B
le changement
C
la coutume
D
l'habitude

Slide 5 - Quiz

Vertaal:
[Het Amadeus] is bekend om ...
A
les habitudes sont
B
est connu pour
C
on l'utilise pour
D
est indispensable

Slide 6 - Quiz

Welke 2 woorden zijn bijwoorden?
A
longtemps (lang)
B
chouette (leuk)
C
en verre (van glas)
D
souvent (vaak)

Slide 7 - Quiz

Vertaal:
1. ik ben 2. ik heb 3. heb jij? 4. wil jij? 5. hij vertegenwoordigt 6. zij laat zien
timer
0:30

Slide 8 - Open question

Les réponses
  1. ik ben = je suis
  2. ik heb = j'ai
  3. heb jij? = as-tu / tu as ?
  4. wil jij? = veux-tu ? / tu veux ?
  5. hij vertegenwoordigt = il représente (représenter)
  6. zij laat zien = elle montre (montrer)


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Opbouw mail of brief (ex. 14 p. 58)
  1. Aanhef
  2. Inleiding of Aanleiding
  3. Middenstuk
  4. Afsluiting
  5. Afsluitende groet
  6. Begin altijd je zinnen met hoofdletter en eindig met een punt!

Slide 22 - Slide

Inhoud
  1. Aan wie of over wie schrijf je?
  2. Je antwoordt op een mail waarin tu/toi/ton/ta/tes staat: gebruik dan ook tu + tu-vorm werkwoord.
  3. Je schrijft een formele mail of brief of spreekt in een folder een algemeen publiek aan: vous/votre/vos.
  4. Je beschrijft iets of iemand: gebruik il of elle en de werkwoordsvorm die daarbij hoort.

Slide 23 - Slide

Vertaal:
1. Antwoord op 'Tu peux m'appeler demain?'
2. U kunt alle evenenementen bezoeken.
3. Nike bestaat sinds 1971.
4. Ik ben dol op Franse maaltijden.
timer
1:30

Slide 24 - Open question

Les réponses
1. Antwoord op 'Tu peux m'appeler demain?'
  Oui, bien sûr je peux t'appeler demain!
2. U kunt alle evenenementen bezoeken.
    Vous pouvez visiter tous les événements.
3. Nike bestaat sinds 1971.
    Nike existe depuis 1971.
4. Ik ben dol op Franse maaltijden.
    J'adore les repas français.

Slide 25 - Slide

Handige oefeningen boek
Ex. 38 p. 76 oefenen met passé composé vs imparfait
Ex. 42 p. 80 Beschrijvende zinnen maken.

Slide 26 - Slide

Waar heb je hulp bij nodig?
Wat vind je moeilijk?

Slide 27 - Open question