This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Slide 2 - Video
Het Nibud (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting) publiceert al jarenlang gegevens over zakgeld aan jongeren. Enrico vergelijkt zijn zakgeld met het gemiddelde zakgeld van zijn leeftijdsgenoten. Van welke functie van geld is er sprake bij Enrico?
A
rekenmiddel
B
ruilmiddel
C
spaarmiddel
Slide 3 - Quiz
Tot welke geldsoort worden munten gerekend?
A
chartaal geld
B
direct geld
C
giraal geld
D
indirect geld
Slide 4 - Quiz
Is betalen met een pinpas een vorm van directe ruil of van indirecte ruil? Geef 1 argument voor je keuze.
Slide 5 - Open question
Volgens Hendrik geven mensen veel makkelijker geld uit wanneer het niet contant uit hun portemonnee komt. Monique ziet vooral voordelen van pinnen. Noem 1 voordeel van pinnen voor de consument boven contant betalen.
Slide 6 - Open question
Martijn en Hans horen op de achtergrond het gesprek tussen hun ouders. Ze krijgen een discussie over wat hun ouders bedoelen met de termen chartaal en giraal geld.
A
geld dat bestaat uit bankbiljetten en munten
B
geld dat op je bankrekening staat, plus munten en bankbiljetten.
C
geld dat op je betaalrekening staat
D
geld dat op je spaarrekening staat.
Slide 7 - Quiz
Er zijn 3 inkomensvormen:
Inkomen uit arbeid + bezit → wél tegenprestatie
Inkomensoverdracht → geen tegenprestatie
Inkomen uit arbeid
Bijv. loon/salaris, vakantiegeld, loon in natura, winst van ondernemer
Vakantiegeld is een vorm van inkomen. Onder welke inkomensbron valt vakantiegeld?
A
arbeid
B
bezit
C
overdracht
D
niets doen
Slide 9 - Quiz
Sacha is een alleenstaande bijstandsmoeder met twee kinderen, die beiden naar het VMBO gaan. De laatste tijd komt zij niet meer uit met haar geld. Op haar spaarrekening staat € 3000 waarover ze rente ontvangt. Welke soorten inkomen ontvangt Sacha?
A
inkomen uit arbeid en bezit
B
inkomen uit arbeid en overdracht
C
inkomen uit overdrachten en uit bezit.
Slide 10 - Quiz
Volgende slide voor KB
Personele inkomensverdeling
De lorenzcurve
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Ron gaat opzoek naar werk. Hij is benieuwd hoeveel hij kan verdienen. Het uurloon wordt onder andere bepaald door werkervaring en opleiding. Noem, naast de werkervaring en opleiding, nog 2 andere factoren die de hoogte van het uurloon bepaalt.
Slide 13 - Open question
Enrico zet zijn spaargeld op een spaarrekening. Noem 3 motieven om te sparen.
Slide 14 - Open question
Waarom is het nuttig om een budgettering te maken?
A
Door dit plan, dat gezinnen laten opstellen door het NIBUD, krijgen gezinnen financiële ondersteuning.
B
Door een overzicht van de inkomsten en uitgaven van de komende periode, kun je de uitgaven op de inkomsten afstemmen.
C
Het geeft een overzicht van de inkomsten en de uitgaven van het afgelopen jaar.
D
Je ziet dan welke inkomsten je het komende jaar allemaal binnenkrijgt.
Slide 15 - Quiz
Marieke zegt: 'Als je een budgetplan maakt, moet je natuurlijk wel prioriteiten stellen!' Wat betekent dit?
A
Je moet alleen geld uitgeven aan basisbehoeften
B
Je moet gaan bezuinigingen op incidentele uitgaven
C
Je moet je behoeften in volgorde van belangrijkheid zetten.
D
je moet meer tijd nemen voor je boodschappen en zoeken naar koopjes.
Slide 16 - Quiz
Het gezin Steen bestaat uit Jan, Gretchen en twee kinderen. Het is chaos in huize Steen. Een radiator is kapot en het deurtje van de wasdroger is kromgetrokken. Jan belt de reparateur voor het repareren van de radiator. Na de reparatie krijgt hij de rekening: € 203,00. Onder welke soort uitgaven valt deze reparatie?
A
dagelijkse uitgaven
B
huishoudelijke uitgaven
C
incidentele uitgaven
D
vaste lasten
Slide 17 - Quiz
Dirk bespreekt de aankoop van de auto met zijn dochter. 'de aanschaf van de auto met geleend geld heeft gevolgen voor jouw uitgavenpatroon', zegt zijn dochter Janet. Tot welk soort uitgaven behoren de maandelijkse termijnen die Dirk aan de autodealer betaalt?
A
dagelijkse uitgaven
B
huishoudelijke uitgaven
C
incidentele uitgaven
D
vaste lasten
Slide 18 - Quiz
Vul de juiste woorden in: Door ... (meer vraag naar / minder aanbod van) producten uit ontwikkelingslanden ontstaat er economische groei in ontwikkelingslanden. De vraag naar ... (werkgevers / werknemers) stijgt dan. Als er op korte termijn ... (te veel / te weinig) arbeiders beschikbaar zijn, worden kinderen ingeschakeld.
Slide 19 - Open question
Huiswerk
BB examentraining H1
KB Examentraining H1 en opdracht inkomensverdeling