Verhoudingen oefenen

1 / 32
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startklaar 
Deze les maak je zelfstandig.

Lees de uitleg rustig.

Geef antwoord in de antwoordblokken.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les ...
  • Heb je geoefend met het rekenen met verhoudingstabellen.
  • Heb je kennis gemaakt met zelf verhoudingstabellen invullen.

Slide 3 - Slide

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
Startopdracht
Jelle is jarig. Hij trakteert de klas op muffins. Er zitten 30 kinderen in de klas. Reken uit hoeveel Jelle moet betalen. 

30 kinderen : 5 muffins = 6 
Hij heeft 6 pakken nodig. 

Ieder pak kost 3 euro
3 euro x 6 pakken = 18 euro

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Dit kan ook in een verhoudingstabel geplaatst worden.


Aantal muffins
5
30
Euro
3
18
x 6
x 6

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

  • In 1 doos zitten 12 eieren
    Hoeveel eieren zitten er in 3 dozen?

  • In 2 uur rijd je 180 kilometer
    Hoeveel kilometer rij je per uur?

  • Drie broden kosten €4,50
    Hoeveel kost 1 brood?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

  • In 1 doos zitten 12 eieren
    Hoeveel eieren zitten er in 3 dozen?

  • In 2 uur rijd je 180 kilometer
    Hoeveel kilometer rij je per uur?

  • Drie broden kosten €4,50
    Hoeveel kost 1 brood?
doos
1
3
eieren
12
36
uur
2
1
km
180
90
brood
3
1
euro
4,50
1,50
x3
:2
:3

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Op de volgende dia's staan sommen met een verhoudingstabel. Op je computer kun je natuurlijk geen tabel tekenen. Daarom staat in de dia alvast een tabel. De vakken van dit tabel zijn genummerd. Je geeft op de volgende manier antwoord:
Vak 1 = blabla
Vak 2 = blabla
enzovoorts

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeldsom

Er zitten 30 boeken in 1 doos


De antwoord die jij geeft is....

 1
30


Let erop dat je bij =teken een spatie plaatst. Anders rekent het programma je antwoord fout terwijl je het misschien goed hebt.
Aantal dozen
?
Aantal boeken
?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Met 1 fles cola kun je 7 glazen zetten.
Aantal flessen
?
Aantal glazen
?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

In 4 dozen zitten in totaal 24 glazen.
Aantal dozen
?
Aantal glazen
?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

3 pakken melk zijn bij elkaar 4,5 liter.
Aantal pakken
?
Aantal liters
?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Jim verdient €6,50 per uur
?
?
?
?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Jan fietst 60 kilometer in 3 uur tijd.
Aantal uren
?
Aantal kilometer
?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Voor 10 oliebollen heb je 200 gram bloem nodig.
Gram
?
Oliebollen
?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Voor 1 wasbeurt gebruik je 2 scheppen wasmiddel.
Scheppen
?
Wasbeurten
?

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

3 dozen kiwi's kosten 4 euro. Hoeveel kosten 9 dozen?
Aantal dozen
3
9
Aantal euro's
4
?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

2 bioscoopkaartjes kosten 16 euro. Hoeveel kosten 10 kaartje?
Aantal kaarten
2
10
Aantal euro's
16
?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Er zitten 30 koekjes in 2 pakken. Hoeveel koekjes zitten er in 8 pakken?
Aantal koekjes
30
?
Aantal pakken
2
8

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Je hebt in totaal 45 sinaasappels nodig. Hoeveel moet je daarvoor betalen?

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

8 tubes tandpasta kosten 6 euro. Hoeveel kosten 16 tubes?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

6 meter stof kost 36 euro. Hoeveel kost 2 meter stof?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

1 liter melk is genoeg voor 8 pannenkoeken. Hoeveel liter heb je nodig voor
40 pannenkoeken?

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Pieter rent 12 rondjes in 48 minuten. Hoeveel rondjes rent hij in 8 minuten?

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

15 concertkaartjes kosten samen 225 euro. Hoeveel kosten 3 kaartjes?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Stan werkt in een magazijn. Er staat een grote stapel met flesjes cola in het magazijn.
De stapel bestaat uit 600 flesjes. In totaal zit er 180 liter cola in de flesjes.
Stan moet voor een bestelling 9 liter cola klaarzetten. Hoeveel flesjes moet hij in totaal pakken?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Lees het artikel.
Hoeveel kilometer zwom Evi per uur?

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Je koopt 3 flessen shampoo voor 6 euro. Hoeveel kosten 5 flessen?

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Een bedrijf bestelt 8 lampen voor 120 euro. Het bedrijf wil nog 5 lampen bestellen. Hoeveel moeten ze bijbetalen?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Petri heeft een kat. De kat eet in 4 weken tijd 24 zakjes kattenvoer. Petri gaat 3 weken op vakantie. Haar buurvrouw geeft de kat te eten. Hoeveel zakken moet Petri klaarleggen voor de buurvrouw?

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Marieke rijdt 60 kilometer. Haar auto verbruikt daarbij 4 liter benzine.
Hoeveel kilometer kan de auto met een tank van 50 liter rijden?

Slide 32 - Open question

This item has no instructions