Startrekenen 1F H8 Verhoudingen deel 1

Rekenen
Hoofdstuk 8: Verhoudingen
1 / 33
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Rekenen
Hoofdstuk 8: Verhoudingen

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Wat is een verhouding?
  • Rekenen met een verhoudingstabel

Slide 2 - Slide

Startopdracht
Jelle is jarig. Hij trakteert de klas op muffins. Er zitten 30 kinderen in de klas. In 1 pak zitten 5 muffins, 1 pak kost 3 euro. Reken uit hoeveel pakken Jelle nodig heeft en wat hij moet betalen. 

Slide 3 - Slide


30 kinderen : 5 muffins = 6 
Hij heeft 6 pakken nodig. 

Ieder pak kost 3 euro
3 euro x 6 pakken = 18 euro

Slide 4 - Slide

Dit kan ook in een verhoudingstabel geplaatst worden.


Aantal muffins
5
30
Euro
3
18
x 6
x 6

Slide 5 - Slide

Groter of kleiner maken
  • In 1 doos zitten 12 eieren
    Hoeveel eieren zitten er in 3 dozen?

  • In 2 uur rijd je 180 kilometer
    Hoeveel kilometer rij je per uur?

  • Drie broden kosten €4,50
    Hoeveel kost 1 brood?

Slide 6 - Slide

  • In 1 doos zitten 12 eieren
    Hoeveel eieren zitten er in 3 dozen?

  • In 2 uur rijd je 180 kilometer
    Hoeveel kilometer rij je per uur?

  • Drie broden kosten €4,50
    Hoeveel kost 1 brood?
doos
1
3
eieren
12
36
uur
2
1
km
180
90
brood
3
1
euro
4,50
1,50
x3
:2
:3

Slide 7 - Slide

Opdrachten maken
Hoofdstuk 8, pagina 158.
Opdrachten:  12, 14, 15, 16, 18, 19,21, 22, 23, 24 en eindopdracht.

Tip: gebruik kladpapier!

Slide 8 - Slide

Op de volgende dia's staan sommen met een verhoudingstabel. Op je computer kun je natuurlijk geen tabel tekenen. Daarom staat in de dia alvast een tabel. De vakken van dit tabel zijn genummerd. Je geeft op de volgende manier antwoord:
Vak 1 = blabla
Vak 2 = blabla
enzovoorts

Slide 9 - Slide

Voorbeeldsom

Er zitten 30 dozen in 1 doos


De antwoord die jij geeft is....

Vak 1 = 1
Vak 2 = 30


Let erop dat je bij =teken een spatie plaatst. Anders rekent het programma je antwoord fout terwijl je het misschien goed hebt.
Aantal dozen
Vak 1
Aantal boeken
Vak 2

Slide 10 - Slide

Met 1 fles cola kun je 7 glazen vullen.
Aantal flessen
Vak 1
Aantal glazen
Vak 2

Slide 11 - Open question

In 4 dozen zitten in totaal 24 glazen.
Aantal dozen
Vak 1
Aantal glazen
Vak 2

Slide 12 - Open question

3 pakken melk zijn bij elkaar 4,5 liter.
Aantal pakken
Vak 1
Aantal liters
Vak 2

Slide 13 - Open question

Jim verdient €6,50 per uur
Vak 1
Vak 2
Vak 3
Vak 4

Slide 14 - Open question

Jan fietst 60 kilometer in 3 uur tijd.
Aantal uren
Vak 1
Aantal kilometer
Vak 2

Slide 15 - Open question

Voor 10 oliebollen heb je 200 gram bloem nodig.
Aantal gram
Vak 1
Aantal oliebollen
Vak 2

Slide 16 - Open question

Voor 1 wasbeurt gebruik je 2 scheppen wasmiddel.
Aantal scheppen
Vak 1
Aantal wasbeurten
Vak 2

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Video

3 dozen kiwi's kosten 4 euro. Hoeveel kosten 9 dozen?
Aantal dozen
3
9
Aantal euro's
4
?

Slide 19 - Open question

2 bioscoopkaartjes kosten 16 euro. Hoeveel kosten 10 kaartje?
Aantal kaarten
2
10
Aantal euro's
16
?

Slide 20 - Open question

Er zitten 30 koekjes in 2 pakken. Hoeveel koekjes zitten er in 8 pakken?
Aantal koekjes
30
Aantal pakken
2
8?

Slide 21 - Open question

Je hebt in totaal 45 sinaasappels nodig. Hoeveel moet je daarvoor betalen?

Slide 22 - Open question

8 tubes tandpasta kosten 6 euro. Hoeveel kosten 2 tubes?

Slide 23 - Open question

6 meter stof kost 36 euro. Hoeveel kost 2 meter stof?

Slide 24 - Open question

1 liter melk is genoeg voor 16 pannenkoeken.Hoeveel liter heb je nodig voor 8?

Slide 25 - Open question

Pieter rent 12 rondjes in 48 minuten. Hoeveel rondjes rent hij in 8 minuten?

Slide 26 - Open question

15 concertkaartjes kosten samen 225 euro. Hoeveel kosten 3 kaartjes?

Slide 27 - Open question

Stan werkt in een magazijn. Er staat een grote stapel met flesjes cola in het magazijn.
De stapel bestaat uit 600 flesjes. In totaal zit er 180 liter cola in de flesjes.
Stan moet voor een bestelling 9 liter cola klaarzetten. Hoeveel flesjes moet hij in totaal pakken?

Slide 28 - Open question

Lees het artikel.
Hoeveel kilometer zwom Evi per uur?

Slide 29 - Open question

Je koopt 3 flessen shampoo voor 6 euro. Hoeveel kosten 5 flessen?

Slide 30 - Open question

Een bedrijf bestelt 8 lampen voor 120 euro. Het bedrijf wil nog 5 lampen bestellen. Hoeveel moeten ze bijbetalen?

Slide 31 - Open question

Petri heeft een kat. De kat eet in 4 weken tijd 24 zakjes kattenvoer. Petri gaat 3 weken op vakantie. Haar buurvrouw geeft de kat te eten. Hoeveel zakken moet Petri klaarleggen voor de buurvrouw?

Slide 32 - Open question

Marieke rijdt 60 kilometer. Haar auto verbruikt daarbij 4 liter benzine.
Hoeveel kilometer kan de auto met een tank van 50 liter rijden?

Slide 33 - Open question