zelftoets 2.2


Het Romeinse Rijk was tot 500 v. Chr. een [...1...]. Daarna werd het een [...2...] en ten slotte een [...3...]. Het Romeinse Rijk is nooit een [...4...] geweest.


➤Schrijf de bestuursvormen op de juiste plaats.
A
1. republiek 2. keizerrijk 3. democratie 4. koninkrijk
B
1. democratie 2. keizerrijk 3. republiek 4. koninkrijk
C
1. keizerrijk 2. koninkrijk 3. republiek 4. democratie
D
1. koninkrijk 2. republiek 3. keizerrijk 4. democratie
1 / 34
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson


Het Romeinse Rijk was tot 500 v. Chr. een [...1...]. Daarna werd het een [...2...] en ten slotte een [...3...]. Het Romeinse Rijk is nooit een [...4...] geweest.


➤Schrijf de bestuursvormen op de juiste plaats.
A
1. republiek 2. keizerrijk 3. democratie 4. koninkrijk
B
1. democratie 2. keizerrijk 3. republiek 4. koninkrijk
C
1. keizerrijk 2. koninkrijk 3. republiek 4. democratie
D
1. koninkrijk 2. republiek 3. keizerrijk 4. democratie

Slide 1 - Quiz


Gebruik de bron
Gebruik de bron
➤Wie zie je op de afbeelding?
A
soldaten in het Colosseum
B
gladiatoren in het Colosseum
C
gladiatoren in een villa
D
soldaten in een insula

Slide 2 - Quiz


Waar of niet waar?
➤Met de komst van de Romeinen eindigt de prehistorie in Nederland.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz


➤Wat was de Limes?
A
Reeks forten om het rijk te beschermen
B
Een rang in het Romeinse leger
C
De natuurlijke grenzen van het rijk
D
Een soort van tweede kamer van de Romeinen

Slide 4 - Quiz


Arme Romeinen leefden in flatjes. 
➤Hoe noemen we die flatjes?
A
Insula
B
Villa
C
Via
D
Therm

Slide 5 - Quiz


➤Hoe noemden de Romeinen het gebied waarin wij leven?
A
Germania Ferior
B
Germania Inferor
C
Germania Inferior
D
Germania Feriori

Slide 6 - Quiz


De Romeinen zijn ook in Nederland geweest. Maar niet overal. ➤Waar liep de grens in Nederland?
A
Langs de Maas
B
Langs de Rijn
C
Langs het IJsselmeer
D
Alleen Limburg was Romeins

Slide 7 - Quiz


➤Wat is de juiste volgorde over het bestuur van het Romeinse Rijk?
A
koninkrijk-republiek-keizerrijk
B
republiek-keizerrijk-koninkrijk
C
keizerrijk-koninkrijk-republiek
D
koninkrijk-keizerrijk-republiek

Slide 8 - Quiz


Waar of niet waar?
➤Julius Caesar was de eerste keizer van het Romeinse Rijk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz


 ➤Wat betekent de titel 'Augustus'
A
De verhevene
B
Dictator voor het leven
C
Keizer van het Romeinse rijk
D
Redder van de Republiek

Slide 10 - Quiz


➤Hoe noem je de mannen die Caesar vermoord hebben?
A
Consuls
B
Plebejers
C
Patriciërs
D
Senatoren

Slide 11 - Quiz


➤Voorbeelden van natuurlijke grenzen zijn:
A
Bergen, rivieren en forten
B
Forten, woestijnen en zeeën
C
Rivieren, woestijnen en zeeën
D
Forten, woestijnen en bergen

Slide 12 - Quiz


➤Hoe heette de stad Utrecht in de Romeinse tijd?
A
Trajectum
B
Trajectum ad Mosam
C
Noviomagus
D
Fectio

Slide 13 - Quiz


Van ongeveer 500 voor Chr. tot 27 voor Chr. was Rome een republiek. 
➤Hoe werd de republiek bestuurd?
A
Door 2 consuls en de senaat.
B
Door de patriciërs en de plebejers.
C
Door een president en een parlement.

Slide 14 - Quiz


➤Hoe werden de armste Romeinen genoemd?
A
plebejers
B
proletariërs
C
patriciërs
D
consuls

Slide 15 - Quiz


Gebruik de bron
Bekijk de bron en kies het juiste antwoord.


➤Waarom noemden de Romeinen de Middellandse Zee Mare Nostrum (onze zee)?
A
Ze hadden alle gebieden rondom de Middellandse Zee veroverd.
B
Op de Middellandse Zee mochten alleen Romeinse schepen varen.
C
Alle mensen rondom de Middellandse Zee waren Romeinen geworden.

Slide 16 - Quiz


Langs de Rijn bouwden de Romeinen 'castella', om zich te verdedigen tegen invallen van de Germanen.

➤Een ‘castellum’ is een…

A
badhuis
B
stenen muur
C
legerplaats (fort)
D
wachttoren

Slide 17 - Quiz


Bekijk de bron en kies het juiste antwoord.

Na de dood van de Romeinse keizer Nero braken er verschillende opstanden uit in het Romeinse Rijk. De 'Bataven' (één van de Germaanse stammen), die aanvankelijk in vrede met de Romeinen leefden, kwamen in het jaar 69 ook in opstand.

➤Hoe heette de Bataafse aanvoerder?
Gebruik de bron
A
Jupiter
B
Julius Civilis
C
Augustulus
D
Julius Caesar

Slide 18 - Quiz


Bekijk de bron en kies het juiste antwoord.

De limes vormde een tijd lang de grens van het Romeinse Rijk.

➤Is op de afbeelding de limes aangegeven?


Gebruik de bron
A
Ja, de limes is de grens tussen het gele en het groene gebied.
B
Ja, de limes is de grens tussen het groene en rode gebied.
C
Nee, de limes is niet op de afbeelding aangegeven.

Slide 19 - Quiz


De regeerperiode van keizer Augustus was een periode van vrede. 

➤Hoe wordt die vrede genoemd?




A
Pax Augustus
B
Pax Romana
C
Pax Christi
D
Pax Germanica

Slide 20 - Quiz


➤Mensen die helemaal niks hebben, behalve hun kinderen, zijn:





A
Zwervers
B
Proletariërs
C
Gladiatoren
D
Soldaten

Slide 21 - Quiz


Gebruik de bron

➤Bij welke tijd past deze bron het best? Kies het juiste antwoord.





Gebruik de bron
A
Bij de tijd van keizer Nero, want christenen worden met rust gelaten.
B
Bij de tijd van keizer Nero, want christenen worden gestraft.
C
Bij de tijd dat het christendom staatsgodsdienst was, want christenen worden met rust gelaten.
D
Bij de tijd dat het christendom staatsgodsdienst was, want christenen worden gestraft.

Slide 22 - Quiz


➤Wat hebben de jaartallen 395 en 476 te maken met het Romeinse Rijk? Kies het juiste antwoord.






A
In 395 werd het christendom staatsgodsdienst.
In 476 werd het Romeinse Rijk in twee delen gesplitst.
B
In 395 werd het Romeinse Rijk in twee delen gesplitst.
 In 476 was het einde van het West-Romeinse Rijk.
C
In 395 ging de laatste West-Romeinse keizer dood. 
In 476 was het einde van het Oost-Romeinse Rijk.
D
In 395 werd het Romeinse Rijk in twee delen gesplitst.
 In 476 veroverden de Hunnen het West-Romeinse Rijk

Slide 23 - Quiz


➤Wat hadden de Hunnen en de Grote Volksverhuizing met elkaar te maken? Kies het juiste antwoord.
A
De Hunnen hadden geen vaste woonplaatsen. Overal waar ze kwamen, werden de volken die daar woonden bang en vluchtten. Dit wordt de Grote Volksverhuizing genoemd.
B
De Hunnen hadden geen vaste woonplaatsen en moesten dus steeds verhuizen. De Hunnen waren een volk, en als een volk steeds verhuist, is er dus een volksverhuizing.
C
Niets. Veel volken verhuisden, maar de Hunnen niet.
D
Niets. De Hunnen waren al eeuwen dood toen de Grote Volksverhuizing begon.

Slide 24 - Quiz


➤Welk begrip past bij deze omschrijving:
Grote verplaatsing van Germaanse stammen vanuit Noord- en Oost-Europa naar het Zuiden en het Westen.
A
Oost-Romeinse Rijk
B
West-Romeinse Rijk
C
Staatsgodsdienst
D
Volksverhuizing

Slide 25 - Quiz


➤Welke gebeurtenis is het langst geleden?
A
Het christendom is staatsgodsdienst.
B
Het is verboden om christen te zijn. Iedereen kan zwaar gestraft worden.
C
Keizer Constantijn wordt christen. Christendom is niet meer verboden.
D
Ondanks het gevaar worden steeds meer mensen christen.

Slide 26 - Quiz


➤Wat heeft keizer Theodosius gedaan?
A
Van het christendom een staatsgodsdienst maken.
B
Christenen laten vervolgens en in brand gestoken.
C
De Joden het beloofde land Israel geschonken
D
Het bevel gegeven om Jezus te kruisigen.

Slide 27 - Quiz


Op het kaartje hebben vijf gebieden in het Romeinse Rijk een nummer gekregen. 

➤In welke volgorde hebben de Romeinen die gebieden veroverd? 





Gebruik de bron
A
Eerst gebied 3, daarna gebied 4, daarna gebied 1, daarna gebied 2 en als laatste gebied 5.
B
Eerst gebied 3, daarna gebied 2, daarna gebied 4, daarna gebied 1 en als laatste gebied 5.
C
Eerst gebied 3, daarna gebied 4, daarna gebied 2, daarna gebied 5 en als laatste gebied 1.
D
Eerst gebied 3, daarna gebied 2, daarna gebied 4, daarna gebied 5 en als laatste gebied 1

Slide 28 - Quiz


Het Romeinse Rijk heeft eeuwenlang bestaan. Dat komt doordat de Romeinen hun rijk goed konden verdedigen. 

➤Waarom was het rijk zo goed te verdedigen? 
A
Romeinse soldaten konden zich snel verplaatsen, doordat er veel zandpaden waren aangelegd.
B
De Romeinen hadden de Griekse manier van oorlog voeren overgenomen. De Grieken hadden daar al eeuwenlang in geoefend en waren er dus erg goed in.
C
De Romeinen bezaten vrijwel heel Europa, dus er waren nauwelijks vijanden die het rijk konden aanvallen.
D
Het Romeinse Rijk had veel natuurlijke grenzen, zoals bergen en zeeën. Daar kan een vijandelijk leger minder gemakkelijk aanvallen dan bij een grens die ergens middenin een open en vlak gebied ligt.

Slide 29 - Quiz


Stel dat jij slaaf bent in het Romeinse Rijk. Op een gegeven moment laat je eigenaar je vrij. Dan ben je dus een vrijgelatene. Waarschijnlijk zou je dan meteen doen wat je tijdens je slaventijd niet mocht: weggaan. Toch bleven sommige vrijgelatenen vrijwillig werken voor de man die vroeger hun eigenaar was geweest. 

➤Welke redenen zouden ze daarvoor gehad kunnen hebben?
A
Ze haatten de man die hen zo lang hun vrijheid had afgepakt. Nu ze eindelijk vrij waren, konden ze misschien wraak op hem nemen. Daarom wilden ze in de buurt blijven.
B
De man die vroeger hun eigenaar was, was tevreden over de manier waarop ze hun werk deden. Daarom wilde hij hen, nu ze vrijgelaten waren, geld betalen als ze bij hem bleven werken
C
De man die vroeger hun eigenaar was, had hen altijd heel goed behandeld. De vrijgelatenen hadden dus helemaal geen reden om bij hem weg te gaan.

Slide 30 - Quiz


➤Welke zin is juist?. 

 
A
Tussen slaven was er veel ongelijkheid.
B
Alle vrije Romeinen hadden ongeveer evenveel bezit en aanzien.
C
Werk waarvoor je moest leren werd niet door slaven gedaan.
D
Kinderen met een slavin als moeder werden zelf geen slaaf.

Slide 31 - Quiz


Mensen in het Romeinse rijk hadden niet allemaal dezelfde rechten. 

➤Tussen welke groepen was het grootste verschil?

 
A
Tussen slaven en vrije Romeinen.
B
Tussen rijke en arme Romeinen.
C
Tussen slaven en overwonnen volken.
D
Tussen rijke en arme slaven.

Slide 32 - Quiz

Hoe maakten de Romeinen voor het eerst intensief kennis met de Griekse cultuur?


A
Door Carthago te verslaan, waar enorme hoeveelheden Griekse culturele voorwerpen werden gevonden.
B
Door de militaire successen van Caesar.
C
Door het veroveren van Griekse koloniën in het zuiden van Italië.
D
Door Griekenland te veroveren.

Slide 33 - Quiz

Wat namen de Romeinen niet van de Grieken over?
A
Architectuur
B
Goden
C
wetenschap
D
bestuursvorm

Slide 34 - Quiz