Ontleden opdracht 2: zinsdelen, persoonsvorm en gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1,2

Deze les

grammatica - ontleden

zinsdelen, persoonsvorm en gezegde

Zinsdelen

De oude docent geeft een heel dik boek aan mijn beste vriend Henk

Zinsdelen

De oude docent geeft een heel dik boek aan mijn beste vriend Henk

 

Zinsdelen

De oude docent geeft aan mijn beste vriend Henk een heel dik boek

Aan mijn beste vriend Henk geeft de oude docent een heel dik boek

Geeft......?

Persoonsvorm

1. Maar één werkwoord? = pv

2. Maak de zin vragend, pv staat voorop

3. Van aantal (getal) veranderen, pv verandert mee

Gezegde

De docent geeft een boek aan Henk

De activiteit in de zin

Pv + andere werkwoorden die daarbij horen

De docent heeft een boek aan Henk gegeven

Gezegde

De docent heeft een boek aan Henk gegeven

De activiteit in de zin

Pv + andere werkwoorden die daarbij horen

Zijn buren hebben zitten zeuren over de verbouwde schuur.

Gezegde

Pv + andere werkwoorden die daarbij horen

Zijn buren hebben zitten zeuren over de verbouwde schuur.

Persoonsvorm = 

Gezegde = 

Maak zoveel mogelijk goede, nieuwe zinnen:
Klas 1 heeft op dit moment Nederlands

Hoe vind je de persoonsvorm?

Wat voor soort woord is de persoonsvorm?

1. lidwoord
2. werkwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. onderwerp

Ik ben naar school gelopen.

Wat is het gezegde?

1. ik ben
2. ben gelopen
3. naar school
4. ik ben gelopen

Wat is het gezegde in de zin:

Ik zou dat gedaan hebben.

1. zou hebben
2. Ik heb gedaan
3. zou gedaan
4. zou hebben gedaan

Wat is het gezegde?
Later wil ik timmerman worden.

1. Later wil ik
2. timmerman worden
3. wil worden
4. wil ik worden

Het gezegde bestaat uit

1. de persoonsvorm
2. persoonsvorm plus onderwerp
3. persoonsvorm + de werkwoorden die daarbij horen

De persoonsvorm hoort altijd bij het gezegde.

1. Waar
2. Niet waar

Is je fiets gestolen?

Wat is het gezegde?

Wat is het gezegde? Zoveel geld heeft hij niet.

Wat is het gezegde:
Dat had je niet moeten doen!

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Onze buurman heeft de hond uitgelaten.

Wat is het gezegde in de volgende zin?
Onze buurman heeft de hond uitgelaten.

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
Onze buurman heeft de hond uitgelaten.

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Wat is het gezegde in de volgende zin?
In de nieuwsbrief vind je veel tips.

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
In de nieuwsbrief vind je veel tips

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Vorige week is hij meegenomen door de politie.

Wat is het gezegde in de volgende zin?
Vorige week is hij meegenomen door de politie.

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
vorige week is hij meegenomen door de politie.

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
De leerlingen zitten constant te kletsen

Wat is het gezegde in de volgende zin?
De leerlingen zitten constant te kletsen

Dat was het voor nu!