Ontleden: persoonsvorm en gezegde

Hoe noemen we het zinsdeel: MAAKT OP?
De schoonmaakster maakt het bed op?
A
lijdend voorwerp
B
onderwerp
C
persoonsvorm
D
gezegde
1 / 25
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoe noemen we het zinsdeel: MAAKT OP?
De schoonmaakster maakt het bed op?
A
lijdend voorwerp
B
onderwerp
C
persoonsvorm
D
gezegde

Slide 1 - Quiz

Deze les
grammatica - ontleden
zinsdelen, persoonsvorm, gezegde en lijdend voorwerp

Slide 2 - Slide

Zinsdelen
De docent geeft een boek aan Henk

Slide 3 - Slide

Zinsdelen
De docent geeft een boek aan Henk

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm
De docent geeft een boek aan Henk
1. Maar één werkwoord? = pv
2. Zet de zin in een andere tijd, de pv verandert mee
3. Van aantal (getal) veranderen, pv verandert mee

Slide 5 - Slide

Gezegde
De docent geeft een boek aan Henk
De activiteit in de zin
Pv + andere werkwoorden die daarbij horen

Slide 6 - Slide

Gezegde
De docent heeft een boek aan Henk gegeven
De activiteit in de zin
Pv + andere werkwoorden die daarbij horen

Slide 7 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 8 - Open question

Wat voor soort woord is de persoonsvorm?
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
onderwerp

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Onze buurman heeft de hond uitgelaten.

Slide 10 - Open question

Wat is het gezegde in de volgende zin?
Onze buurman heeft de hond uitgelaten.

Slide 11 - Open question

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
Onze buurman heeft de hond uitgelaten.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 12 - Quiz

Wat is het gezegde in de volgende zin?
In de nieuwsbrief vind je veel tips.

Slide 13 - Open question

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
In de nieuwsbrief vind je veel tips
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 14 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Vorige week is hij meegenomen door de politie.

Slide 15 - Open question

Wat is het gezegde in de volgende zin?
Vorige week is hij meegenomen door de politie.

Slide 16 - Open question

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
vorige week is hij meegenomen door de politie.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 17 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
De leerlingen zitten constant te kletsen

Slide 18 - Open question

Wat is het gezegde in de volgende zin?
De leerlingen zitten constant te kletsen

Slide 19 - Open question

Hoe noemen we het zinsdeel: FLUISTERDE?
Het meisje fluisterde een geheim in zijn oor. Je moet twee antwoorden kiezen.
A
persoonsvorm
B
lijdend voorwerp
C
gezegde
D
onderwerp

Slide 20 - Quiz

Lijdend voorwerp (lv)
Het lijdend voorwerp is een zinsdeel. 

Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' of 'ondergaat een onderwerp' iets. 


Lijdend voorwerp (lv)

Slide 21 - Slide

Het lijdend voorwerp
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 

Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 22 - Slide

lijdend voorwerp
Voorbeeld het lijdend voorwerp

Slide 23 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?
Jij kan het lijdend voorwerp in deze zin vinden.




stopwatch
00:00

Slide 24 - Slide

Lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Kun jij het lijdend voorwerp vinden in die zin?

A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kun vinden

Slide 25 - Quiz