13.1 Eten

13.1 Eten
  • Start H13: Quiz over planten en dieren!
  • Zelfstandig lezen met voorkennisvragen (6 min. in stilte)
  • Uitleg over 13.1 deel 1
  • Opdrachten maken
  • Leerdoelencheck
1 / 47
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

13.1 Eten
  • Start H13: Quiz over planten en dieren!
  • Zelfstandig lezen met voorkennisvragen (6 min. in stilte)
  • Uitleg over 13.1 deel 1
  • Opdrachten maken
  • Leerdoelencheck

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Quiz
  1. Laat één persoon uit je groepje inloggen op LessonUp.
  2. Bespreek wat het antwoord is met je groepje.
  3. Kies het juiste antwoord.
  4. Scoor punten :) 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel water kan een reuzencactus opnemen na een regenbui?
A
7,5 L
B
75 L
C
750 L
D
7500 L

Slide 3 - Quiz

Een volgroeide Saguaro cactus, ook wel reuzencactus genoemd, kan na een regenbui ongeveer 750 liter water opslaan.
Welk dier eet zijn eigen ontlasting?
A
Koe
B
Konijn
C
Wild zwijn
D
Paard

Slide 4 - Quiz

Een konijn eet zijn eigen keutels. Deze keutels bestaan uit gedeeltelijk verteerd voedsel.
Welke plant groeit het snelst tijdens het groeiseizoen?
A
Bamboe
B
Maïs
C
Riet

Slide 5 - Quiz

Bamboe kan in het regenseizoen 40-50 cm per dag groeien. Het record staat op 91 cm/dag.
Waar zitten de oren van een sprinkhaan?
A
In de kop
B
In de voelsprieten
C
In de voorpoten

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke plant maakt de grootste zaden?
A
Bruine boon
B
Pompoen
C
Zeekokosnoot
D
Sperzieboon

Slide 7 - Quiz

De vrucht van de zeekokosnoot bevat het grootste zaad van alle bekende plantensoorten.
Hoe vindt een sidderaal zijn weg in donker en troebel water?
A
Door geluiden te maken
B
Door stroomstootjes af te geven
C
Door zijn goede ogen
D
Op goed geluk

Slide 8 - Quiz

De sidderaal vindt zijn weg door zwakke stroomstootjes af te geven. De stroomstoten worden ook gebruikt om prooien te verlammen en belagers af te schrikken.

In de duinen groeit helmgras. Waarvoor rolt deze plant de bladeren vaak op?
A
Om verdamping van water te verminderen
B
Om steviger te worden
C
Om minder op te vallen voor planteneters

Slide 9 - Quiz

Door het blad op te rollen, worden de huidmondjes beschermd tegen de wind. Er wordt minder waterdamp weggevoerd en de verdamping vermindert.  
Waarvan leeft de blauwe vinvis, het grootste dier op aarde?
A
Inktvissen
B
Plankton
C
Zeewier
D
Roggen

Slide 10 - Quiz

Blauwe vinvissen kunnen tot 170 000 kg wegen, ze eten 3 500 tot 4 000 plankton (vooral krill = kleine kreeftachtigen) per dag.
Hoe komen de wortels van een waterlelie aan zuurstof?
A
Door bacteriën die in de modder leven
B
Door fotosynthese in de wortelcellen
C
Door luchtkanalen in de bladstelen
D
Door luchtwortels

Slide 11 - Quiz

De waterlelie wortelt in zuurstofloze modder. Door luchtkanalen in de bladstelen komt zuurstof bij de wortels.
Hoeveel magen heeft een koe?
A
1 maag
B
2 magen
C
3 magen
D
4 magen

Slide 12 - Quiz

Koeien hebben vier magen om voldoende voedingsstoffen uit het voedsel te kunnen halen, alsmede zeer lange darmen.
Gelijkspel > bonusvraag!
Hoeveel woog de zwaarst gewogen blauwe vinvis ooit?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Startopdracht 13.1 les 1
  • Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken op blz. 150 en 151
  • Beantwoord de voorkennisvragen voor jezelf





Voorkennisvragen
1. Hoe komen dieren aan hun voedingsstoffen?
2. Kun je aan het uiterlijk van een dier zien wat voor dieet het heeft?
3. Wat is makkelijker om te verteren, vlees of groenten? En waarom?

timer
6:00

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 13.1 deel 1
- Je kunt aan de hand van het gebit en de darmen van zoogdieren uitleggen wat ze eten.
- Je kunt uitleggen waardoor plantaardig voedsel moeilijker te verteren is dan dierlijk voedsel.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Waarom zijn planten moeilijker te verteren?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Waarom zijn koeien dikker dan honden?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Waardoor zijn honden slanker dan koeien?
Plantencellen hebben een celwand en zijn daardoor moeilijk fijn te kauwen en te verteren. Planteneters hebben daarom een lange darm die opgepropt zit in de dikke buik. Soms ook meerdere magen.

Dierlijke cellen hebben geen celwand en zijn daardoor makkelijk fijn te kauwen en te verteren. Daarom is het verteringsstelsel van vleeseters korter. Dus een dunnere buik.
                          En alleseters zitten er tussenin

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Planteneter
Voedsel gaat eerst naar de pens: bevat bacteriën die helpen met verteren van de celwand. Dan 'boert' hij het eten weer op om meerdere keren te herkauwen.

Dan gaat het naar de volgende magen, 
waar er verder verteerd wordt.


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wat weten jullie al over de verschillende type gebitten?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Hoe kauwen dieren?
Planteneters - bijv. koeien
Plooikiezen 
Kauwt 'dwars' op de richting van de plooien.

Vleeseters - bijv. honden
Grotere scherpe hoektanden en knipkiezen  

Alleseters - bijv. mensen en varkens
Snijtanden en hoektanden en knobbelkiezen 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Link

This item has no instructions

Opdrachten 13.1
3, 4, 6, 9 en 11

Klaar? Ga verder met:
12, 14, 16 t/m 18 en 21 t/m 23

Alle opdrachten zijn huiswerk voor: 
Houd de stof voor de toets bij!

Keuze na de opdrachten:
  • 'samenvatten' maken van 13.1 in je boek (blz. 206)
  • leerdoelen samenvatten
  • bronnen tekenen


Evt. laatste 10 minuten: filmpje?

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Video

This item has no instructions

13.1 deel 2
  • Gebitten bekijken en toelichten (20 minuten)
  • Uitleg over 13.1 deel 2
  • Opdrachten maken (eerst in stilte)
  • Leerdoelencheck 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Opschrijven op één blad (per groepje)
Noteer alle tekens op de gebitten die jullie hebben (bv. ?,  %  of  ! )  

Noteer voor ieder gebit:
1. Wat voor tanden heeft dit dier?
2. Wat voor kiezen heeft dit dier?
3. Is dit een planten-, vlees- of alleseter?
4. Van welk dier denk je dat dit gebit is?



Individueel (1 gebit naar keuze)
- Teken één gebit na (schematisch, zijaanzicht) en benoem de tanden èn kiezen! 
- Teken daarna een kies vergroot.
timer
15:00

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Energiebalans
Dieren moeten genoeg energie uit hun voedsel binnenhalen om te kunnen overleven. 
In een energiebalans kan je zien hoeveel energie een dier binnenkrijgt en waarvoor hij die energie gebruikt.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Energiebalans
E: energie
B: beweging
T: temperatuur
P: produceren van nieuwe cellen
U: wat het lichaam uit gaat
      (poep, urine, zweet)

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Hoe krijgen planten energie?

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Hoe 'eten' planten
Groene planten maken zelf glucose tijdens 
fotosynthese:
  • koolstofdioxide en water nodig
  • glucose en zuurstof ontstaan



De energie die nodig is om glucose te maken 
haalt de plant uit zonlicht





Waar haalt de plant koolstofdioxide (CO2) en water vandaan?

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

Hoe 'eten' planten
Van glucose maakt de plant andere 
voedingstoffen zoals: 
zetmeel, vetten, eiwitten en vitaminen.
Daarvoor zijn mineralen nodig, die zuigt de 
plant op met de wortels. 

Van de eiwitten groeit de plant, vetten 
en zetmeel zijn reservestoffen.



Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Onderdelen plantencel

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Waardoor worden organismen niet gegeten
Hoe voorkomen organismen dat ze worden opgegeten?
1. Planteneters grote oren en ogen aan zijkant
-> snellere waarneming en snel vluchten
2. Camouflage --> door niet op te vallen in hun omgeving
3. Mimicry --> lijken op een ander gevaarlijk dier (bijvoorbeeld
 zweefvliegen die op wespen lijken)

Planten: doorns, maken van bittere stoffen (soms giftig!), 
brandharen... 



Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Waardoor worden organismen niet gegeten?
Camouflage: niet opvallen in de omgeving

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Waardoor worden organismen niet gegeten?
Mimicry: lijken op een ander (giftig) dier

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Waardoor worden organismen niet gegeten?

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten 13.1 (eerst in stilte)
(3, 4, 6, 9 en 11) 12, 14, 16 t/m 18 en 21 t/m 23

Alle opdrachten zijn huiswerk voor: 

Klaar? Nakijken!


Houd de stof voor de toets bij!

Keuze na de opdrachten:
  • 'samenvatten' maken van 13.1 in je boek (blz. 206)
  • leerdoelen samenvatten
  • bronnen tekenen

Laatste 5 minuten: leerdoelencheck!

timer
8:00

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Een dier heeft knipkiezen. Dit dier is een:
A
Planteneter
B
Alleseter
C
Vleeseter

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

In het gebit van een zeehond zitten snijtanden en scherpe kiezen. Ook heeft hij grote hoektanden. Bij welke groep dieren hoort een zeehond?
A
Alleseters
B
Vleeseters
C
Plantenetesr

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Waarom is plantaardig voedsel moeilijk te verteren?
A
Planten hebben vaak doornen of zijn giftig
B
Plantencellen hebben een celwand
C
Er zit weinig energie in planten
D
Het verteringsstelsel is niet ingesteld op planten.

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Wat eet dit dier?
A
Planten
B
Vlees
C
Zowel planten als vlees

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk de afbeelding. Wat is dit voor dier?
A
Omnivoor
B
Carnivoor
C
Herbivoor

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Een olifant is een herbivoor. Bekijk het gebit. Kauwt een olifant van links naar rechts of van voor naar achter?
A
links naar rechts
B
voor naar achter

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Fotosynthese
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Zonlicht

Slide 45 - Drag question

This item has no instructions

Dit is een voorbeeld van
A
Camouflage
B
Mimicry
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Dit is een voorbeeld van
A
Camouflage
B
Mimicry
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions