Herhaling poëziebegrippen klas 4

Het rijmschema abab - cdcd noemen we ook wel:
A
gepaard rijm
B
gekruist rijm
C
omarmend rijm
D
slagrijm
1 / 29
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het rijmschema abab - cdcd noemen we ook wel:
A
gepaard rijm
B
gekruist rijm
C
omarmend rijm
D
slagrijm

Slide 1 - Quiz

De beklemtoonde lettergreep wordt gevolgd door één onbeklemtoonde lettergreep.
A
Mannelijk / staand rijm
B
Vrouwelijk / slepend rijm
C
Glijdend rijm

Slide 2 - Quiz

Medeklinkerrijm noemen we ook wel
A
Alliteratie
B
Assonantie
C
Rime riche

Slide 3 - Quiz

De regelmatige afwisseling van sterkere en zwakkere syllaben noemen we ook wel
A
Elisie
B
Enjambement
C
Epenthesis
D
Metrum

Slide 4 - Quiz

'Noot - nood'
Dit is een voorbeeld van:
A
Alliteratie
B
Assonantie
C
Rime Riche
D
Synesthesie

Slide 5 - Quiz

'onherberrugzame verrukkingen'
Dit is een voorbeeld van:
A
Elisie
B
Enjambement
C
Epenthesis
D
Metrum

Slide 6 - Quiz

Het einde van de zin valt niet samen met de versregel. Dit heet:
A
Elisie
B
Enjambement
C
Epenthesis
D
Metrum

Slide 7 - Quiz

'Mijn hart zei me het voorstel te accepteren.'
Deze vorm van beeldspraak heet:
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Synesthesie
D
Vergelijking

Slide 8 - Quiz

'Hij heeft zijn ijzers al onder gebonden en is klaar voor de schaatstocht.' Hierin herken je:
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Personificatie
D
Vergelijking

Slide 9 - Quiz

'Deze zomer zijn schreeuwende kleuren in de mode.'
Hierin herken je:
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Synesthesie
D
Vergelijking

Slide 10 - Quiz

'De leraar gedraagt zich als een dictator.'
Hierin herken je:
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Synesthesie
D
Vergelijking

Slide 11 - Quiz

'Wil je nog een glaasje?'
Hierin herken je:
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Synesthesie
D
Vergelijking

Slide 12 - Quiz

'De nachten zijn daar bitter koud.'
Hierin herken je:
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Personificatie
D
Synesthesie

Slide 13 - Quiz

De veilingmeester heeft vandaag twee Rembrandts verkocht.'
Hierin herken je:
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Synesthesie
D
Personificatie

Slide 14 - Quiz

'Heel flink van je om de zaak te verraden.'
Hierin herken je:
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
D
litotes

Slide 15 - Quiz

Schrijven' is de kunst van het schrappen.'
Hierin herken je:
A
Antithese
B
Chiasme
C
Litotes
D
Paradox

Slide 16 - Quiz

'Na de wandeling liepen we met onze tong op de grond.'
Hierin herken je:
A
chiasme
B
eufemisme
C
hyperbool
D
understatement

Slide 17 - Quiz

De drenkeling werd door hem tijdig gered.

A
enumeratio
B
pleonasme
C
prolepsis
D
tautologie

Slide 18 - Quiz

"Iedereen is toch weleens ondeugend geweest?'
Hierin herken je:
A
inversie
B
litotes
C
retorische vraag
D
Eufemisme

Slide 19 - Quiz

'Toen hij dat mooie doelpunt maakte, zie hij:' Dat kon er wel me door, hè.'
In de laatste uitspraak herken je:
A
eufemisme
B
hyperbool
C
ironie
D
understatement

Slide 20 - Quiz

Een kruisstelling noemen we ook wel:
A
chiasme
B
inversie
C
litotes
D
prolepsis

Slide 21 - Quiz

Een distichon is een strofe met ... regels.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 22 - Quiz

Hoeveel regels heeft een sonnet?
A
4
B
6
C
8
D
14

Slide 23 - Quiz

Wat is, bij een sonnet, een volta?
A
inhoudelijke wending
B
strofe van 8 regels
C
tegenstelling
D
verandering van vorm

Slide 24 - Quiz

Wat is parafraseren?
A
bestuderen van de taalkenmerken van poëzie
B
bepalen van de diepere betekenis van een gedicht
C
in eigen woorden vertellen waar het gedicht nu eigenlijk over gaat
D
metrum van het gedicht bepalen

Slide 25 - Quiz

Hoe noem je een strofe van 6 versregels?
A
terzet
B
terzine
C
sextet
D
octaaf

Slide 26 - Quiz

'Dat ging niet best.'
Hierin herken je:
A
Chiasme
B
Enumeratio
C
Litotes
D
Prolepsis

Slide 27 - Quiz

Ik beheers de begrippen van poëzieanalyse goed. [eerlijk zijn]
A
Niet echt
B
Een beetje
C
Gaat oké
D
Super goed.

Slide 28 - Quiz

Aan de slag!

Op blz. 39 met het gedicht Doodgaan van Willem Kloos (=huiswerk voor de volgende les)




Let op: een dergelijke analyse moet je kunnen op je toets. Stel dus vragen als je hulp nodig hebt!

Slide 29 - Slide