Toets oefeningen & uitleg Module 4 ECO havo

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Als de algemene prijs van tijd lager is dan de individuele prijs van tijd zal de consument sparen

1. Juist
2. Onjuist

Wat is de hoofddoelstelling van de ECB?

1. Een soepel en betrouwbaar betalingsverkeer
2. Veilig houden van spaartegoeden
3. Een hoge koers van de euro
4. Stabiele prijzen (net geen 2% inflatie)

De ECB verhoogd de rente.
Wat gebeurt er met de inflatie?

1. De inflatie blijft gelijk
2. De inflatie stijgt
3. De inflatie daalt

Is inflatie gunstig of ongunstig voor mensen die lenen?

1. Gunstig
2. Ongunstig

Het zou niet gek zijn als de overheid de nationale verdiencapaciteit eens een impuls zou geven. Als dat lukt, profiteert de overheid er ook van en daalt haar tekort. Ondernemingen betalen namelijk belasting. Als ze veel winst maken, lopen de staatsinkomsten uit vennootschapsbelasting ook op. Naar mijn idee moet de overheid meer investeren in onze economie.
Moet de overheid volgens de bron haar tekort verminderen door meer of minder intertemporele substitutie toe te passen?

1. meer intertemprorele substitutie
2. minder intertemporele substitutie?

Onder welk percentage moet de inflatie zijn volgens het monetaire beleid van de ECB?

1. 5%
2. 2%
3. 3%
4. 1%

1. In 2016 is het CPI 103
2. In 2016 is het CPI 105
3. In 2016 is het CPI 113

Waar houden we bij het reëel rendement rekening mee en bij het nominale rendement niet?

1. De rente
2. Inflatie
3. De koersstijging van aandelen.
4. De kosten van het beleggen.

nominaal rendement = 8,0%
inflatie = 3,7%
reëel rendement =

1. 4,3%
2. -4%
4. 4,1%

Gerard heeft een nominaal rendement van 5,2%. De inflatie is 3,3%. Hoeveel bedraagt het reële rendement?

1. 1,8%
2. 2,0%
3. 1,9%
4. 3%

Welk begrip past op plek B?

1. startsalaris
2. permanent consumptieniveau
3. studeren
4. pensioen

Studenten gaan vaak een lening aan, terwijl ze weinig spaargeld of waardevolle goederen bezitten. Hierdoor is hun financieel vermogen

1. negatief
2. positief

pensionering

1. A
2. C
3. D
4. E

Het moment waarop er voor het eerst meer wordt verdiend dan uitgegeven

1. A
2. B
3. C
4. D

Inkomsten overheid - uitgaven (inclusief aflossingen) overheid. Hoe noem je dit bedrag?

1. staatsschuld
2. begrotingstekort
3. financieringstekort
4. EMU-schuld

In het stabiliteits en groeipact is afgesproken dat het financieringstekort … mag zijn.

1. 2%
2. 5%
3. 4%
4. 3%

In het stabiliteits en groeipact is afgesproken dat de staatsschuld … van het bbp mag zijn.

1. 150%
2. 60%
3. 90%
4. 200%

Voorbeeld van een structurele uitgave van de overheid is:

1. aanleg snelweg
2. extra uitgaven wegens corona
3. betalen van lonen aan ambtenaren

Zou deze vergrijzing voornamelijk een probleem zijn voor de betaalbaarheid van pensioenen (kapitaaldekkingsstelsel) of voor de AOW (omslagstelsel)?

1. Pensioenen (kapitaaldekkingsstelsel)
2. AOW (omslagstelsel)

Twee beweringen:

I Wanneer het nominale loon sterker daalt dan de prijzen, stijgt het reële loon.

II Door verlenging van de werkweek stijgt de arbeidsproductiviteit per uur.

1. Bewering I is juist, bewering II is onjuist
2. Beide bewerkingen onjuist
3. Beide bewerking juist
4. Bewering I is onjuist, bewering II is juist

Nominale rente: 1%

Inflatie: 12%

Reële rente?

Reële rente: 2%

Inflatie: 3%

Nominale rente?

Nominale rente: 3%

Reële rente: 2%

Inflatie?

Nominale rente: 2%

Reële rente: 3%

Inflatie?

– 1%

5%

– 11%

1%

Bereken het CPI in twee decimalen nauwkeurig.

Schrijf berekening op!!

Arbeidsproductiviteit in een mensenleven

Arbeidsproductiviteit: productie per werknemer per tijdseenheid. Door stijging van de arbeidsproductiviteit stijgt de waarde van menselijk kapitaal.

De arbeidsproductiviteit stijgt door:

- scholing

- werkervaring

- specialisatie

Wat gebeurt er met de arbeidsproductiviteit?

Een bedrijf neemt meer personeel aan.

Om te bezuinigen wordt 

lager geschoold personeel aangenomen.

Een medewerker krijgt een contract voor meer uren.

Een aantal medewerkers volgen een cursus.

De machines worden vervangen door 

een goedkoper model

Hoger

Hoger

Lager

Lager

Niets

Wat gebeurt er met de arbeidsproductiviteit als een bedrijf de productie wil verhogen door langer open te zijn?

1. De APT stijgt
2. De APT blijft gelijk
3. De APT zal toenemen
4. De APT daalt

Ruilen over de tijd laat zich het best beschrijven als..

1. vervroegen van consumptie
2. uitstellen van consumptie
3. rente betalen
4. inkomen en koopkracht verschuiven tussen heden en toekomst

Bij het berekenen van het CPI wordt rekening gehouden met

1. de wegingsfactoren per inflatiecijfer
2. de wegingsfactoren per uitgavecategorie+ bijbehorend inflatiecijfer
3. de wegingsfactoren per uitgavecategorie
4. de wegingsfactoren + nominale verandering

het reële inkomen bereken je door

1. NIC/ RIC
2. PIC/ NIC
3. NIC/ PIC
4. inflatiecijfer- nominale inkomensverandering

Maak van onderstaande tekst een economisch juiste redenering.

Het gevolg van een toenemend aanbod van spaargeld op de vermogensmarkt is het …(1)…. 

Hierdoor zal er …(2)… in dit land.

 Dit veroorzaakt bij gelijkblijvende inkomens een stijging van de …(3)…

dalen van de rente 

stijgen van de prijzen

meer gespaard worden

meer geleend worden

bestedingen

koopkracht

Wat is het verschil tussen een voorraadgrootheid en een stroomgrootheid?

het Nederlands pensioen kan bestaan uit de volgende drie onderdelen

1. AOW, kapitaaldekkingspensioen, eigen huis opbrengst
2. AOW, bedrijfspensioen, eigen (spaar-)middelen
3. AOW, omslagpensioen, eigen (spaar-)middelen
4. AOW, bedrijfspensioen, eigen huis opbrengst

De Algemene OuderdomsWet wordt gefinancierd middels

1. het omslagstelsel; nu betalen, nu uitkeren
2. het kapitaaldekkings- stelsel; nu betalen, later uitkeren
3. de premies werknemers- verzekeringen
4. de particuliere premies volksverzekeringen

Het bedrijfspensioen is een vorm van ruilen over de tijd

1. waar, want het is een vorm van lenen
2. niet waar, want je stelt geen consumptie uit
3. waar, want het is uitgesteld loon
4. niet waar, want je haalt geen consumptie naar voren

Bij het omslagstelsel ...

1. betaalt iedereen voor zichzelf
2. zijn uitkeringen waardevast
3. zijn uitkeringen welvaartsvast
4. is er sprake van verplichte solidariteit

Waardevast betekent de pensioenen stijgen met hetzelfde percentage als de inflatie.

1. goed
2. fout
3. Wat?
4. wellicht moet ik gebruik maken van het extra uitleg filmpje.