2F Nederland Luisteren en tegenwoordige tijd

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

De tegenwoordige tijd

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Tegenwoordige tijd
Wat heb je nodig?

Slide 9 - Slide

Wat heb je eerst nodig om de juiste vervoeging te bepalen van het werkwoord in de tegenwoordige tijd?
A
De persoonsvorm
B
Het onderwerp
C
Het lijdend voorwerp
D
Het werkwoordelijk gezegde

Slide 10 - Quiz

Tegenwoordige tijd
Drie vormen
- stam
- stam + t
- stam + en 

Slide 11 - Slide

Onderwerp van de zin bepalen
- Persoonsvorm
- vraag: wie of wat + persoonsvorm
- antwoord op de vraag is het onderwerp.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Vervoeg het werkwoord 'worden'.
Ik ......, hij....., wij ......, ...... jij?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Vervoeg het werkwoord 'graven'

Slide 16 - Open question

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in tegenwoordige tijd?
Hij (dansen) de tango.

Slide 17 - Open question

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

(drinken) jij graag thee?
A
drink
B
drinkt

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide