Nederlands tegenwoordige tijd / verleden tijd

De tegenwoordige tijd
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

De tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Na deze les weten jullie hoe je een werkwoord in de tegenwoordige tijd vervoegt. 

Slide 2 - Slide

Lesplan
  • Theorie
  • Samen oefenen
  • Zelf aan de slag

Slide 3 - Slide

Tegenwoordige tijd
Drie vormen
- stam
- stam + t
- stam + en 

Slide 4 - Slide

Vervoeg het werkwoord 'worden'.

Slide 5 - Open question

Vervoeg het werkwoord 'graven'

Slide 6 - Open question

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in tegenwoordige tijd?
Hij (dansen) de tango.

Slide 7 - Open question

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

(drinken) jij graag thee?
A
drink
B
drinkt

Slide 8 - Quiz

Oefenen?
Studiemeter of boek vanaf blz. 41

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

'-DE' of '-TE' 
Ik- vorm + DE of TE

Bijvoorbeeld:
Ik SPEELDE
Ik PLAKTE
Ik GROEIDE

Slide 12 - Slide

DD en TT
Staat er een D of een T, dan komen er 2
Ik smeed
Ik antwoord

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Ik land.....

Slide 17 - Open question

Nu jij:
Ik maak......

Slide 18 - Open question