Taalverzorging

De tegenwoordige tijd
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

De tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel
Even checken:
Hoe vervoeg je een werkwoord in de tegenwoordige tijd 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Onderwerp van de zin bepalen
- Persoonsvorm
- vraag: wie of wat + persoonsvorm
- antwoord op de vraag is het onderwerp.

Dus: Harry werkt in de bouw. Wie werkt (persoonsvorm) er in de bouw? Harry. Harry is het onderwerp. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Tegenwoordige tijd
Drie vormen
- ik-vorm (stam)
- ik-vorm + t
- hele werkwoord

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Vervoeg het werkwoord 'worden'.
(ik, hij, wij)

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Vervoeg het werkwoord 'graven'
(ik, hij, wij)

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in tegenwoordige tijd?
Hij (dansen) de tango.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

(drinken) jij graag thee?
A
drink
B
drinkt

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag
Maak uit je boek de volgende opdrachten:
Bladzijde 42 Opdracht 2. Schrijf enkel de woorden op. Niet de gehele zin. Controleer je antwoord met je buurman/vrouw.
Bladzijde 44 opdracht 4. Ook hier schrijf je enkel de woorden op en vergelijk je je werk met je buurman/vrouw.
Tenslotte vraag je het antwoordblad bij de docent.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De verleden tijd



Zwakke en sterke werkwoorden

Slide 10 - Slide

This item has no instructions


Zet het werkwoord 'wachten' in de verleden tijd.
Wat gebeurt er met de klank?

A
de klank verandert
B
de klank blijft gelijk

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions


Zet het werkwoord 'slapen' in de verleden tijd.
Wat gebeurt er met de klank?

A
de klank verandert
B
de klank blijft gelijk

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde klinken.



Bijvoorbeeld:
wacht - wachtte
dans - danste
kook - kookte
teken - tekende

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Sterke

werkwoorden


hebben de

KRACHT

om in de verleden tijd

van klank te veranderen.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Sterk of zwak?

Het werkwoord DENKEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

-te(n) of -de(n)?

    Vaak hoor je of je

stam + te(n)

of stam + de(n)

moet gebruiken.

Regel
Leer de regels uit je hoofd.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden 
spelen-speelde-gespeeld

maken-maakte-gemaakt

vertellen-vertelde-verteld

raken- raakte-geraakt


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions


                            
Twijfel je?
Als de laatste letter van de stam voorkomt in
't
ex-kofschip, schrijf je in de verleden tijd -te(n).
Zo niet, dan schrijf je -de(n). 
Regel
Leer de regels uit je hoofd.
't ex-kofschip

Slide 19 - Slide

werken - werk
De 'k' komt voor in 't ex-kofschip, dus is de verleden tijd werkte.

Slide 20 - Slide

benadruk hier dat in de verleden tijd de ik-vorm en 2e en 3e persoon enkelvoud hetzelfde zijn. leg verder uit dat als het om het meervoud gaat er nog een -n achter komt. 
Geef ook aan dat het om de onvoltooid verleden tijd gaat. 




Let op
  • Als de stam (ik-vorm) al eindigt op -d of -t, dan schrijf je in de verleden tijd -dd of -tt.

  • Een werkwoord in de verleden tijd eindigt nooit op -dt.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
antwoorden, 
stam = antwoord,
de verleden tijd is antwoordde

planten,
stam = plant,
de verleden tijd is plantte

Slide 22 - Slide

This item has no instructions


VT: Hij ... (rekenen) het bedrag uit.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions


VT: Ik ... (koken) pasta.

Slide 24 - Open question

This item has no instructions


VT: De ridders ... (leven) vroeger.

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Opdracht
Lees de theorie op bladzijde 48 
Maak opdracht 8, 9 10 en 11 in je schrift. Schrijf enkel de woorden op niet hele zinnen.
Vergelijk je werk met een ander
Vraag tot slot het antwoordblad aan de docent 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Voltooide tijd

Iets is afgerond. Je herkent het aan de werkwoorden hebben of zijn en het voltooid deelwoord. Een voltooid deelwoord eindigt nooit op dt. 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Lees de theorie op bladzijde 54 nogmaals door.
Maak opdracht 14 en 15 
Kijk samen na en vraag tenslotte het antwoordblad aan de docent.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions