schooltaalwoorden 25 t/m 46

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Nederlands - schooltaalwoorden

25 tot en met 46

oefenen

Leerdoelen

Schooltaalwoorden

• Ik weet de betekenis van een schooltaalwoord.
• Ik kan een schooltaalwoord in een zin zetten.
• Ik kan zelf een zin maken met een schooltaalwoord. 
  
• Ik kan een schooltaalwoord schrijven.

 

Uitleg

We oefenen met de schooltaalwoorden

 

Welke vijf schooltaalwoorden ken je al?

Waarom zijn schooltaalwoorden belangrijk?

1. Schooltaalwoorden zijn moeilijk.
2. Schooltaalwoorden worden vaak gebruikt: op ISK, Entree en mbo.
3. Schooltaalwoorden zijn gemakkelijk.
4. Schooltaalwoorden zijn saai.

Wat betekent: reageren ?

1. doen of zeggen als antwoord op iets
2. het is belangrijk
3. iets nodig hebben
4. in het kort de belangrijkste dingen van iets opschrijven/vertellen

Wat betekent: omheen ?

1. voor iets anders, ervoor
2. rondom, langs de buitenkant
3. één keer
4. voorkeur, wat je kiest

Welk woord past in de zin?
......... ik naar bed ga, poets ik mijn tanden.

1. nadat
2. omheen
3. voordat
4. fel

Welk woord past in de zin?
Ik neem mijn ............. mee naar school.

1. keuze
2. raad
3. zekerheid
4. leerboeken

Welk woord past in de zin?
We kunnen met ........ zeggen dat het tuinfeest doorgaat, want het is morgen mooi weer.

1. centraal
2. dankzij
3. zekerheid
4. aandachtig

Wat betekent: voordat?

1. voorkeur, wat je kiest
2. een ding waar je iets aan kunt hangen
3. één keer
4. voor iets anders, ervoor

Wat betekent: gaat om ?

1. in groepen delen
2. het is belangrijk
3. dingen kunnen goed samen
4. wat je doet of zegt als antwoord op iets

Betekenis: spullen die je nodig hebt om iets te maken

Wat is het woord? Typ het woord: het ...........

Betekenis: na iets anders, daarna

Wat is het woord? Typ het woord: ..........

Wat betekent: de keus?

1. het is belangrijk
2. voorkeur, wat je kiest
3. in het midden
4. spullen die je nodig hebt om iets te maken

Maak een zin. Gebruik deze woorden:
veel - schoenenwinkel - keus

Wat betekent: passen bij?

1. voorkeur, wat je kiest
2. dingen kunnen goed samen
3. het doel
4. iets nodig hebben

Maak een zin. Gebruik deze woorden:
passen bij - jouw schoenen - jouw jurk

Welke woorden ken je nu?

Geef jezelf een beoordeling. Hoe ging het?

1. niet goed
2. voldoende
3. ruim voldoende
4. goed

Hoe vond je de les?

1. saai
2. oké
3. leerzaam
4. niet leerzaam

Einde

Bedankt dat je meedeed.

Goed gewerkt!