Dinsdag 9 mei 2023

Goedemiddag allemaal 
Telefoons kunnen op stil in je tas.
Leesboek graag alvast voor je pakken!
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Goedemiddag allemaal 
Telefoons kunnen op stil in je tas.
Leesboek graag alvast voor je pakken!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen vandaag?
* Stillezen
* Terugblik vorige les + Kahoot
* Leerdoelen vandaag
* Zelfstandig werken
* Evaluatie les

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat kun je met een mindmap?
A
op ideeën komen
B
een schrijfplan maken
C
een samenvatting maken
D
leren

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Hoe maak je een mindmap
A
Typ alles onder elkaar
B
Maak een samenvatting
C
Werk met afbeeldingen en verschillende kleuren

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn deelonderwerpen?
A
alinea’s waarboven een kopje staat
B
verschillende aspecten van het onderwerp
C
de delen van een tekst: inleiding, middenstuk en slot
D
verschillende alinea’s die over hetzelfde onderwerp gaan

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

wat is geen deelonderwerp?
A
titel
B
inleiding
C
middenstuk
D
slot

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een alinea? Vertel het in je eigen woorden. Een alinea is....

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Slide 8 - Link

This item has no instructions

Leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les kun je:
  • het verschil tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik herkennen

  • jouw mening over een gedicht geven

  • een gedicht in eigen woorden navertellen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik:
Je bedoelt precies wat je zegt.
Bijvoorbeeld: Ik struikel over de drempel.

Figuurlijk taalgebruik:
Je bedoelt iets anders dan wat je zegt. Je gebruikt een beeld om iets uit de werkelijkheid te beschrijven.
Bijvoorbeeld: Maria struikelt vaak over haar woorden.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Als iemand een terrasje gaat pikken, bedoelt hij dat dan letterlijk of figuurlijk?
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Apen eten veel bananen.
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

De kinderen stonden te trillen als een rietje.
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Onze nieuwe bananenplant groeit heel snel.
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Goed bezig!
Eens kijken of je dit ook uit een gedicht kunt halen. 

Lees het gedicht op het volgende scherm en beantwoord daarna de vragen.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Link

This item has no instructions

'Wij moesten slapen maar zagen dat bos
zwart langs onze ruiten vloog.'
Wat is er figuurlijk aan deze zin?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

'Zijn handen bevriend met het stuur.'
Wat is er figuurlijk aan deze zin?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

'Ons dorp nog niet ontwaakt'
Wat is er figuurlijk aan deze zin?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Liedje
"Want de allermooiste bloemen groeien vlak langs het ravijn, en om die te kunnen plukken moet je durven bang te zijn."

Dit is volgens luisteraars de mooiste songtekst van Nederland. Luister het liedje in het volgende scherm.
Hoor jij het figuurlijk taalgebruik?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Video

This item has no instructions

Heb je een voorbeeld gevonden van figuurlijk taalgebruik in het liedje? Noteer het hieronder.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Waar gaan gedichten over?
Gedichten gaan vaak over gevoelens, maar ze kunnen ook over heel gewone, dagelijkse dingen gaan. 
  
Een gedicht heeft meestal maar weinig woorden, maar die woorden vertellen wel heel veel. Dat maakt het vaak moeilijk om een gedicht te begrijpen. Je moet een gedicht meestal meerdere keren lezen voordat je hem goed begrijpt.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Waar gaan gedichten over?
Als je een gedicht gaat samenvatten, let dan op:
- wat maakt de persoon in het gedicht mee?
- beschrijf de gevoelens, het thema of de sfeer
- doe alsof je het aan een klasgenoot vertelt

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Gedicht
Bekijk het gedicht hiernaast en beantwoord daarna de vraag.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Wat is de bedoeling van Kees Torn met dit gedicht?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Gedicht
Bekijk het gedicht hiernaast en beantwoord daarna de vragen.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wat bedoelt de dichter met 'niet te stuiten'?
A
Niet stuiteren
B
Niet te stoppen
C
Niet blijven

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Vat het gedicht in je eigen woorden samen. Denk aan gedachten en gevoelens van de persoon.

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Wat vind jij?
Het hebben van een eigen mening is belangrijk. Soms wil je iemand vertellen wat je ergens van vond of wordt je mening gevraagd. 

Je mening over een gedicht kun je geven met behulp van de beoordelingswoorden. Bijvoorbeeld: makkelijk – moeilijk, spannend – saai, herkenbaar – niet herkenbaar, verrassend – voorspelbaar, past bij mijn leeftijd – past niet bij mijn leeftijd.

Je zegt dus niet alleen 'Ik vind het een leuk gedicht' of 'Ik vind het gedicht stom', maar het is belangrijk om ook te vertellen waarom je dat dan vindt. Je geeft een argument bij je mening.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig werken
Lees
Theorie van week 19 Trede 6
Maak
De opdrachten van dit werkdoel (week 19!) + trede 6 afronden! 
Tijd
Max 20 minuten
Eerder klaar?
Werk verder of werk aan je eigen leerdoelen.
Dus geen spelletje!
Wat mag verder
Muziek luisteren ( wel met oortjes in),
overleggen op fluisterniveau, vragen stellen

Slide 32 - Slide

Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen jouw instructie hebben begrepen d.m.v. een begeleide oefening.

Afronding trede 6
* Donderdag 11 mei schriftelijke check in de les
- leesvaardigheid 
- woordenschat en spelling

* Fictie verwerkingsopdracht > leesboek

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Mijn werkhouding was ...
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

This item has no instructions

Ben jij klaar voor de check van donderdag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Bespreek de antwoorden

Ga ook in op de toetsweek. Hoe gingen de toetsen? Wat is het gevoel van de studenten?