NK, Kapitel 4, les 3, week 5

Willkommen, heute ist Montag
der 4. Februar 2024
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Willkommen, heute ist Montag
der 4. Februar 2024

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lernziel(e)
1. Kun je regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Programma:
Deel 1:
* Huiswerk nakijken
* Uitleg grammatica
* Ga je zelfstandig aan het werk

Deel 2:
* oefening Leesvaardigheid
* zelfstandig aan het werk

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

HUISWERK nakijken
1. Maak online in je boek van Kapitel 4, C Hören
2. Schrijf dan de woorden van Kapitel 4
   Nederlands - Duits in je schrift!

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Regelmatige werkwoorden

Wat zijn eigenlijk regelmatige werkwoorden?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Werkwoorden zijn regelmatig als ze in de verleden tijd dezelfde stam hebben als in de tegenwoordige tijd. 
Je kunt deze volgens een vast patroon vervoegen.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Regelmatige werkwoorden
Vervoegen van het werkwoord doe je door eerst de stam op te schrijven. 

Wat is de stam van een werkwoord?
  • De stam is het hele werkwoord - en of - n

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Vind de stam van het werkwoord!

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat is de stam van de meeste werkwoorden (in het Duits)?
A
de ik vorm
B
de hij vorm
C
het hele werkwoord -en of -n

Slide 10 - Quiz

Antwoord C kan ook kloppen voor een paar werkwoorden bv:
streicheln
tun
verbessern

Dus als het hele ww niet met -en  eindigt maar met -n.
spielen

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

streicheln

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

verbessern

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

lachen

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

machen

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Regelmatige werkwoorden: uitgangen
                                                            werkwoord: wohnen                     stam: wohn
ich                    wohn e
du                     wohn st
er/sie es         wohn t
wir                    wohn en
ihr                     wohn t
sie                    wohn en
Sie                    wohn en


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Ezelsbruggetje
Achter de stam van het werkwoord komt de uitgang.
Dit zijn de volgende letters:  

                   (FE)    E - ST - T - EN - T - EN


 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Regelmatige werkwoorden: uitgangen
werkwoord: kaufen (kopen), stam: kauf
ich kauf e
du kauf st
er/sie es kauf t
wir kauf en
ihr kauf t
sie kauf en
Sie kauf en


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

An die Arbeit 
1. Maak in je boek van Kapitel 4, E Grammatik
    Aufgabe 18, 19, 20, 21, 22

2. Ben je klaar? Schrijf dan de woorden van Kapitel 4
    Nederlands - Duits in je schrift!


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Deel 2

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

1. Maak in je boek van Kapitel 4, E Grammatik
    Aufgabe 18, 19, 20, 21, 22
2. Maak van F Sprechen, Aufgabe 29, 33, 37
3. Ben je klaar? Schrijf dan de woorden van Kapitel 4
    Nederlands - Duits in je schrift!



 
Nu gaan we zelfstandig werken!

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Hausaufgaben
1. Maak in je boek van Kapitel 4, E Grammatik
    Aufgabe 18, 19, 20, 21, 22
2. Ben je klaar? Schrijf dan de woorden van Kapitel 4
    Duits- Nederlands in je schrift!

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Kijk nu terug naar de lesdoelen:
1. Kun je regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Hausaufgaben für nächste Woche, Kapitel 3

1.  Leren: werkwoorden haben / sein
                    zwakke werkwoorden tegenwoordige tijd
                    leren Wörterliste A, S. 41

2. Maken van Kap. 3:  
     3.3 t/m 3.6, 4.3,  5.2, 6.4, 8.2 , 19.4

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions