This lesson contains 23 slides, with text slides.
Als je bekijkt wat door wie wordt gegeten kijk je naar voedselrelaties.
Eten van planten ->vraat
Eten van dieren -> predatie
Een reeks van organismen die elkaar eten noem je een voedselketen.
Elke voedselketen begint met een plant, daarna een planteneter en daarna een vleeseter (en eventueel naar een nieuwe vleeseter)
water+koolstofdioxide+licht->glucose+zuurstof
Planten zijn autotrofe organismen, kunnen hun eigen eten maken.
Opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen noem je assimilatie.
Fotosynthese noemen we specifiek koolstofassimilatie.
Dieren zijn consumenten en zijn heterotroof. Zij moeten andere organismen eten om in leven te blijven.
Planteneters (herbivoren) zijn consumenten van de 1e orde.
Vleeseters (carnivoren) consumenten vanaf de 2e orde.
Alleseters (omnivoren)?
Als organismen niet worden opgegeten, maar gewoon doodgaan dan eten afvaleters deze voor het grootste gedeelte op.
Afvaleters zijn consumenten. Ze kunnen dode organismen van elke schakel opeten.
Reducenten zetten de overgebleven dode resten om in koolstofdioxide, water en mineralen (mineralisatie).
Planten (de producenten) gebruiken deze stoffen weer om opnieuw te groeien.
Aantallen
Biomassa
Biomassa: het totale gewicht van alle energierijke (organische) stoffen in een organisme
Een deel van die biomassa wordt doorgegeven aan het volgende trofische niveau.