6.4 De macht van vorsten

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

6.4 De macht van vorsten

Het Duitse Rijk

• Nederlanden : deel van Duitse rijk
• titel van graaf en hertog was erfelijk
• titel van koning was niet erfelijk -> koning werd gekozen
• door 4 hoge edelen en 3 bisschoppen -> keurvorsten
• positie van koning was dus zwak 

• wat met bisschoppen? -> benoeming door koning
• nieuwe bisschop: trouw aan de koning
• Benoeming van bisschop -> investituur
• paus was tegen benoeming van bisschop door koning
• Gevolg: conflict tussen koning en paus -> investituurstrijd
• Paus overwon -> alleen paus mocht bisschoppen benoemen

Nu kan je leerdoel 1 en 2 bereiken!

Drie vorsten

• Engelse, Franse en Duitse koning wilden meer macht
• ipv aparte gewesten met leenmannen: staatsvorming
• regeren als eenheid
• Vanuit 1 centrale plek (niet meer rondreizen)
• centralisatie door wetten voor het hele land, 1 rechtbank en belasting aan centrale regering
• Gebiedsuitbreiding door huwelijken, oorlogen en erfenissen

Nu kan je leerdoel 3 en 4 bereiken!

Drie standen

• standen: geestelijkheid, adel en burgers (derde stand)
• burgers wilden inspraak (omdat ze betaalden voor stadsrechten)
• inspraak door standenvergadering als koning geld nodig had
• Ander woord: parlement (Engeland) of Staten-Generaal (Frankrijk en de Nederlanden)

Nu kan je leerdoel 5 bereiken!

Jeanne d'Arc

• 17- jarig boerenmeisje
• kreeg visioenen
• God had haar opgedragen Frankrijk te bevrijden van de Engelsen
• Bevrijdde met een leger Orléans (en andere steden)
• Ging gekleed als (mannelijke soldaat)
• Gevangengenomen en op de brandstapel gezet

Nu kan je leerdoel 6 bereiken!