nach, zu, in & voegwoorden

1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

SO Zinnen H4
Vrijdag 11 juni 2021

Slide 2 - Slide

Programma t/m eind schooljaar
Grammatica:                                                                         Film:
- Voorzetsels met 3e en 4e naamval                         - Isi & Ozzy (tijd over) 
- Persoonlijk voornaamwoord 
- Trappen van vergelijking
- Vertaling van 'naar' en 'bij'
- Het werkwoord 'werden'
- Voegwoorden
- De voltooid tegenwoordige tijd
- W-vraagwoorden

Slide 3 - Slide

HAVO
- P. 13/14/62: Voorzetsels 3e en 4e naamval
- P. 21/69: Persoonlijk voornaamwoord
- P. 81/82: Trappen van vergelijking
- P. 110: Vertaling van 'naar' en 'bij'
- P. 118: Het werkwoord 'werden'
- P. 140: Voegwoorden
- P. 131: De voltooid tegenwoordige tijd
- W-vraagwoorden (extra blad)


Belangrijk! Noteren!!
VWO
- P. 67: W-vraagwoorden
- P. 68: Voorzetsels 3e en 4e naamval
- P. 81: Persoonlijk voornaamwoord
- P. 60: Trappen van vergelijking
- P. 114: Vertaling van 'naar' en 'bij'
- P. 115: Het werkwoord 'werden'
- P. 128: Voegwoorden
- P. 104: De voltooid tegenwoordige tijd


Belangrijk! Noteren!!

Slide 4 - Slide

naar & bij

Slide 5 - Slide

naar en bij
Met welke woorden kun je 'naar' en 'bij' vertalen naar het Duits?

Slide 6 - Slide

naar en bij
Met welke woorden kun je 'naar' en 'bij' vertalen naar het Duits?
- met nach, zu & in
- met bei & zu

Slide 7 - Slide

naar en bij
Met welke woorden kun je 'naar' en 'bij' vertalen naar het Duits?
- met nach, zu & in
- met bei & zu
Wanneer gebruik je welk woord?

Slide 8 - Slide

naar en bij
Met welke woorden kun je 'naar' en 'bij' vertalen naar het Duits?
- met nach, zu & in
- met bei & zu
Wanneer gebruik je welk woord?
- zu + 3e nv: personen, meestal ook dingen (plekken/gebouwen)
- nach: richting zonder lidwoord, aardrijkskundige namen zonder lidwoord
- in + 4e nv: aardrijkskundige namen met lidwoord
- bei + 3e nv: rust/toestand > waar?
- zu + 3 nv: beweging > waarheen/waarnaartoe?

Slide 9 - Slide

voegwoorden & woordvolgorde

Slide 10 - Slide

voegwoorden 
Wat zijn voegwoorden?

Slide 11 - Slide

voegwoorden 
Wat zijn voegwoorden?
- Met een voegwoord verbind je zinnen met elkaar.
- Ze verbinden hoofdzinnen en bijzinnen.

Het loopt buiten, omdat het lekker weer is.

Slide 12 - Slide

voegwoorden 
In jullie boek staat (H140 & V128) een lijst met voegwoorden die je moet kennen.

Je maakt onderscheid tussen twee soorten voegwoorden:
- nevenschikkend & onderschikkend
- en (und) & dat (dass)
Wat is het verschil?

Slide 13 - Slide

voegwoorden
Je maakt onderscheid tussen twee soorten voegwoorden:
- nevenschikkend & onderschikkend
- en (und) & dat (dass)
Wat is het verschil?
- Bij nevenschikkend worden hoofdzin & hoofdzin verbonden
> Mein Vater fliegt und er fliegt nach Rom.
Bij onderschikkend worden hoofdzin & bijzin verbonden
> Ich hoffe, dass der Zug fährt.

Slide 14 - Slide

woordvolgorde
Woordvolgorde zoals in het Nederlands
- Zin met één werkwoord in een bijzin.
> Ich weiß nicht, ob er heute kommt.
> Ik weet niet of hij vandaag komt.

Woordvolgorde anders als in het Nederlands (niet altijd)
- Zinnen met meerdere werkwoorden in een bijzin.
> Ich weiß nicht, ob er heute kommen kann.
> Ik weet niet of hij vandaag kan komen.

Slide 15 - Slide

HAVO

Hoofdstuk 6
L1: 6, 7, 8 (af deze les)
L5: 11, 12 

Extra oefenen?
L1: 9 & 10
L5: 13
VWO

Hoofdstuk 6
L2: 8 (af deze les)
L4: 7, 8 

Slide 16 - Slide

HAVO

Huiswerk voor de volgende les
L1: 6, 7, 8 



VWO

Huiswerk voor de volgende les
L2: 8 


Slide 17 - Slide