This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Krachten gebruiken
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat hefbomen zijn.
Je kunt rekenen met de formule voor zwaartekracht en de hefboomwet.
Slide 2 - Slide
Hoe reken je de zwaartekracht uit?
A
W = F x s
B
C = F/u
C
M = F x r
D
Fz = m x g
Slide 3 - Quiz
Wat is de eenheid van zwaartekracht?
A
Watt
B
Newton per kilogram
C
Newton
D
Volt
Slide 4 - Quiz
Op een voorwerp van 3,5 kg werkt de zwaartekracht. Hoe groot is de zwaartekracht?
A
0,34 N
B
3,4 N
C
34,3 N
D
343 N
Slide 5 - Quiz
Wat is een hefboom?
A
Een manier om met een grote spierkracht een kleine werkkracht uit te oefenen.
B
Een manier om met een kleine spierkracht een grote werkkracht uit te oefenen.
C
Een manier om met een kleine werkkracht een grote spierkracht uit te oefenen.
D
Een manier om met een grote werkkracht een kleine spierkracht uit te oefenen.
Slide 6 - Quiz
Is deze hefboom in evenwicht?
A
Ja, de hefboom is in evenwicht
B
Nee, draait naar links
C
Nee, draait naar rechts
Slide 7 - Quiz
Hoe luidt de hefboomwet ?
A
s = v x t
B
F = m x g
C
M = F x r
D
F x r(l) = F x r(r)
Slide 8 - Quiz
Wat weet je nog van de vorige les?
Slide 9 - Mind map
Soms wil je kracht verkleinen
Waar zit hier het draaipunt?
En de werkkracht?
En de spierkracht?
Werkkracht Fwerk
Spierkracht Fspier
Slide 10 - Drag question
arm Lspier
arm Lwerk
Werkkracht Fwerk
Spierkracht Fspier
Slide 11 - Slide
Waar zit hier het draaipunt?
En de werkkracht?
En de spierkracht?
Spierkracht Fspier
Werkkracht Fwerk
Slide 12 - Drag question
Slide 13 - Slide
Waar zit hier het draaipunt?
En de werkkracht?
En de spierkracht?
Spierkracht Fspier
Werkkracht Fwerk
Slide 14 - Drag question
spierkracht
werkkracht
arm Lspier
Slide 15 - Slide
Bij welke schaar is de werkkracht ongeveer even groot als de spierkracht?
A
Bovenste schaar
B
Middelste schaar
C
Onderste schaar
D
Bij geen van de drie
Slide 16 - Quiz
Wie kan uitleggen waarom de werkkracht net zo groot is als de spierkracht
Slide 17 - Slide
Bij welke schaar is de werkkracht groter dan de spierkracht?
A
Bovenste schaar
B
Middelste schaar
C
Onderste schaar
D
Bij geen van de drie
Slide 18 - Quiz
Wie kan uitleggen waarom de werkkracht groter is dan de spierkracht
Slide 19 - Slide
Ben wil de kracht meten waarmee een met heliumgas gevulde ballon omhoog wil. Hij bouwt de opstelling uit de figuur. Hij hangt een gewichtje aan een lichte hefboom, zodat de hefboom in evenwicht is. Het gewichtje weegt 40 g en hangt 4 cm van het draaipunt. De ballon hangt 20 cm van het draaipunt. Bereken de kracht waarmee de ballon omhoog wil.
Slide 20 - Open question
Pim traint met een fitnessapparaat.
Als Pim punt C omlaag trekt, dan gaat punt A omhoog. Aan punt A hangt een contragewicht van 67 kg. Pim zorgt dat de werklijn van zijn spierkracht altijd loodrecht op de boom AC staat.
AB = 75 cm. BC = 1,25 m.
Bereken de kracht die Pim nodig heeft
om de boom in evenwicht te houden
Slide 21 - Slide
Pim traint met een fitnessapparaat.
mA = 67 kg; AB = 75 cm = 0,75 m; BC = 1,25 m.
FLuc = ?
FzA = mA x g = 67 x 9,81 = 657 N
FzA x rAB = FPim x rBC
657 x 0,75 = FPim x 1,25
493 = FPim x 1,25 => FPim = 394 N
Slide 22 - Slide
Vragen ?
Slide 23 - Slide
Aan de slag
Bestudeer H 1.2 Maak de vragen 13 t/m 16, 18 t/m 24 (havo)ā
ā
Slide 24 - Slide
Bij welke schaar is de werkkracht kleiner dan de spierkracht?
A
Bovenste schaar
B
Middelste schaar
C
Onderste schaar
D
Bij geen van de drie
Slide 25 - Quiz
Wie kan uitleggen waarom de werkkracht kleiner is dan spierkracht
Slide 26 - Slide
Leerdoelen 4.2 Takels en andere werktuigen
- benoemen hoe je met katrollen, takels en tandwieloverbrengingen je spierkracht kunt overbrengen naar een grotere werkkracht
- berekeningen maken met katrollen
- de betekenis uitleggen van de uitspraak: 'wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand'
Slide 27 - Slide
Verhuizen in Amsterdam
vaste katrol
spierkracht is even groot als werkkracht, maar richting verandert
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Hoe heet de kracht waarmee het blok naar beneden wordt getrokken?
Slide 30 - Open question
Zwaartekracht
Fz = m * g
Fz = zwaartekracht in N (Newton)
m = massa in kg
g = 9,81 m/s2 of 9,81 N/kg
Slide 31 - Slide
Voorbeeld: Wat is de zwaartekracht op een blok van 20 kg?
Slide 32 - Open question
Wat is de zwaartekracht op een blok van 20 kg?
Gegeven: m = 20 kg g = 9,81 m/s2 of 9,81 N/kg
Gevraagd: Fz
Oplossing: Fz = m * g
Fz = 20 * 9,81 = 196,2 N
Schrijf altijd de formule op!
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Losse katrol: minder kracht nodig, meer touw inhalen
Slide 35 - Slide
Bij een vaste katrol verandert alleen de van de kracht. De grootte van de kracht blijft .
Met een losse katrol je de spierkracht die je nodig hebt en je de hoeveelheid touw die je in moet halen.
verdubbel
richting
gelijk
halveer
Slide 36 - Drag question
Slide 37 - Slide
Takels: je combineert losse en vaste katrollen
Spierkracht gelijk aan werkkracht, want verdeelt over 1 touw
Spierkracht helft van werkkracht, want verdeelt over 2 touwen. 2x zoveel touw inhalen
Spierkracht 1/3 van werkkracht, want verdeelt over 3 touwen. 3x zoveel touw inhalen
Slide 38 - Slide
Wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand
Hoe minder spierkracht je nodig hebt voor dezelfde werkkracht, hoe meer touw je in moet halen (of hoe langer je bezig bent, zie figuur 4.15 blz 136)
Slide 39 - Slide
Kun je nu..
- benoemen hoe je met katrollen, takels en tandwieloverbrengingen je spierkracht kunt overbrengen naar een grotere werkkracht
- berekeningen maken met katrollen
- de betekenis uitleggen van de uitspraak: 'wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand'