Je neemt het huiswerk voor je en bespreekt samen de antwoorden.
Nu zijn er drie mogelijkheden:
Jullie antwoorden zijn hetzelfde/lijken sterk op elkaar. Hoogstwaarschijnlijk is het antwoord goed!
Jullie antwoorden zijn verschillend. Jullie gaan met elkaar in overleg over het beste antwoord en bepalen samen wat het goede antwoord moet zijn.
Jullie antwoorden zijn verschillend, jullie hebben het erover gehad, maar komen er samen niet uit. Je zet bij dit antwoord een kruisje en hierop zalde docente antwoord geven.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 12 slides, with text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Huiswerk bespreken in duo's
Hoe doe je dat?
Je neemt het huiswerk voor je en bespreekt samen de antwoorden.
Nu zijn er drie mogelijkheden:
Jullie antwoorden zijn hetzelfde/lijken sterk op elkaar. Hoogstwaarschijnlijk is het antwoord goed!
Jullie antwoorden zijn verschillend. Jullie gaan met elkaar in overleg over het beste antwoord en bepalen samen wat het goede antwoord moet zijn.
Jullie antwoorden zijn verschillend, jullie hebben het erover gehad, maar komen er samen niet uit. Je zet bij dit antwoord een kruisje en hierop zalde docente antwoord geven.
Slide 1 - Slide
Vorige les..
Leerdoelen:
Je weet wat de literaire begrippen 'chronologisch' , 'niet-chronologisch', tijdperspectief, gesloten einde en open einde, onderwerp en thema inhouden.
Slide 2 - Slide
Tijd: chronologie
Chronologisch: de gebeurtenissen spelen zich achtereenvolgens af in de tijd. De schrijver laat het verhaal bij een bepaald punt in de tijd beginnen en vertelt tot er een bepaald eindpunt in de tijd bereikt is.
Niet-chronologisch: vertelwijze waarbij de verteller wat de tijd betreft zelfstandige onderdelen van het verhaal invoegt die niet tot de chronologische opeenvolging van de gebeurtenissen gerekend kunnen worden. Soms kan dat gedaan worden door het verhaal midden in de gebeurtenissen te laten beginnen (in medias res) en pas daarna de voorgeschiedenis te onthullen.
Slide 3 - Slide
Tijdsperspectief
Elk verhaal heeft een tijdperspectief:
het verhaal volgt de gebeurtenissen
het verhaal wordt achteraf verteld, het is een afgesloten periode
Slide 4 - Slide
Einde
Open einde: als er open plekken blijven als de tekst afgelopen is. Een bijzondere open plek is het zgn. ‘open eind’, waarbij de afloop van een verhaal in het midden wordt gelaten, zodat de lezer die volgens zijn eigen idee of verbeelding kan invullen.
Gesloten einde:als alle vragen beantwoord zijn en er geen open plekken meer zijn aan het einde van de tekst.
Slide 5 - Slide
Onderwerp en thema
Onderwerp: geeft kort, in één woord of in enkele woorden aan waar de tekst over gaat.
Thema: de centrale gedachte in verhaal, kort samengevat in één zin/vraag. Dit wordt duidelijk door het geheel van personages, ruimten en situatie. Waarover wil de auteur je laten nadenken/welke boodschap is er?
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Volledige instructie
Wat? Maken 1.1 Fictie opdr. 10 en 11 (eerst opdr. 1 t/m 7 afmaken)
Tijd? Einde les
Hoe? Stil zelf, samen fluisteren
Hulp nodig? Boek --> Buur --> Mol
Resultaat? Bespreken volgende les
Klaar? Taak 36/37, lezen
Slide 9 - Slide
1.1 Fictie
We doen opdracht 10 en 11 klassikaal.
Op de achtergrond zie je Edward van de Vendel.
Slide 10 - Slide
Wat heb je geleerd over literatuur in vergelijking met lectuur?