werkwoordspelling

Werkwoordspelling
Kijk steeds eerst goed of het om de persoonsvorm gaat.
Volg vervolgens het schema.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Kijk steeds eerst goed of het om de persoonsvorm gaat.
Volg vervolgens het schema.

Slide 1 - Slide

verwachten (t.t.)
Julien en Roshan _________veel van het schooljaar.

Slide 2 - Open question

geloven (v.t.)
Anna-Sophie____________ niets van dat verhaal.

Slide 3 - Open question

ontbijten
Diederik heeft vanmorgen goed _____________________.

Slide 4 - Open question

bestuderen (t.t.)
Daphne ___________________ de plaatjes op het bord.

Slide 5 - Open question

verhuizen
Joy en Emma zijn vorig jaar __________________.

Slide 6 - Open question

zwemmen (t.t.)
Domien en Pepijn ___________________ naar de overkant.

Slide 7 - Open question

schoppen (v.t.)
Laurens en Daan ____________________ hard tegen de bal.

Slide 8 - Open question

houden (t.t.)
Syline______________ veel van haar hondje.

Slide 9 - Open question

mogen (v.t.)
Bo_____________ langer opblijven.

Slide 10 - Open question

brengen (v.t.)
Quinty __________________ de brief naar Bente

Slide 11 - Open question

begroeten (v.t.)
Lieve en Ruya ___________________ hun vriendinnen.

Slide 12 - Open question

beantwoorden (v.t.)
Joris en Niels ______________________ alle vragen goed.

Slide 13 - Open question

beantwoorden (t.t.)
Mack _____________________ ook alles goed.

Slide 14 - Open question

ontvangen
Olivier heeft post _______________van de regisseur.

Slide 15 - Open question

glimlachen (v.t.)
Zejna ______________________ na het compliment.

Slide 16 - Open question

verbazen (t.t.)
Het _________________ ons niet meer dat Rowan onze gedachten kan lezen.

Slide 17 - Open question

mopperen
Mevrouw Raaijmakers heeft nog helemaal niet ___________________.

Slide 18 - Open question

Werkwoordspelling gaat....
A
Heel goed
B
Goed
C
Matig
D
Slecht

Slide 19 - Quiz