Wk. 4.1 Werkwoordspelling

T.T. (wijzen)

De man ...... naar het kind.
A
wijzt
B
wijsst
C
wijst
D
wijzen
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

T.T. (wijzen)

De man ...... naar het kind.
A
wijzt
B
wijsst
C
wijst
D
wijzen

Slide 1 - Quiz

V.V.T (wandelen)
Zij is naar het bos ...........
A
gewandelt
B
wandelen
C
gewandeld
D
gewandeldt

Slide 2 - Quiz

V.T. (richten)

Gisteren ........ de man het pistool op de vrouw.
A
richte
B
richten
C
richtten
D
richtte

Slide 3 - Quiz

V.T. (slapen)

Wij ...... vorige week in een hotel.
A
slaapten
B
slapen
C
sliepen
D
slaap

Slide 4 - Quiz

T.T. (vinden)

Hij ....... de werkwoordspelling niet moeilijk.
A
vind
B
vindt
C
vond
D
vint

Slide 5 - Quiz

V.T. (blozen)

De verliefde jongen ............. een ballon op.
A
blaasde
B
blaaste
C
blaastte
D
blies

Slide 6 - Quiz

T.T. (houden)

Mijn moeder .... veel van rode rozen.
A
hout
B
houd
C
houdt
D
hou

Slide 7 - Quiz

T.T. (verbranden)

..... je vader de pannenkoeken niet?
A
Verbrand
B
Verbrandt
C
Verbrant
D
Verbrandde

Slide 8 - Quiz

T.T (vinden)

..... jij dat ook?

A
Vind
B
Vindt

Slide 9 - Quiz

V.T. (hechten)

De nieuwe verpleger .... de wond niet zo netjes.
A
hechte
B
hecht
C
hechtte
D
hechten

Slide 10 - Quiz