This lesson contains 37 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 1 min
Items in this lesson
Communiceren doe je samen 2
Welkom vwo4
Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek, fragmenten
Jas uit en over je stoel.
Telefoon in je tas.
Tas op de grond.
Slide 1 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Mededeling
Antwoorden SO bespreken
Huiswerk bespreken
Vandaag dinsdag 22 oktober:
Slide 2 - Slide
Communiceren doe je samen 2
PTO-lesstof:
Communicatie: les 2, 4, 6
Taal: les 9
Literatuur: les 1, 2, 3
Het leesboek De wandelaar wordt getoetst op het PTO.
Slide 3 - Slide
Communiceren doe je samen 2
20 punten = 10
10 punten = 5,5
Maar let op:
In deze toets zaten veel R-vragen (vragen waarvoor je moet leren).
Op het PTO zijn dat er maximaal 3.
Slide 4 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Let op:
Op het PTO wordt alleen je eerste antwoord goed gerekend.
Bv. vraag 1: Noem twee verbindingswoorden die horen bij het tekstverband 'voorwaarde':
Antwoord leerling: en, maar, als
'en' en 'maar' zijn fout, maar 'als' is goed.
Alleen de eerste twee worden nagekeken en daarom is dit antwoord dus 0 punten waard.
Slide 5 - Slide
Communiceren doe je samen 2
1a. Noem twee verbindingswoorden of signaalwoorden bij het verband voorwaarde. (1p)
verbindingswoord = signaalwoord
Bijvoorbeeld: als, wanneer, mits, tenzij, indien
Slide 6 - Slide
Communiceren doe je samen 2
verbindingswoord = signaalwoord
Maar verbindingswoord is niet functiewoord!
Bij tijd over kijken we hier naar.
Slide 7 - Slide
Communiceren doe je samen 2
1b. Welk verband hoort er bij het verbindingswoord ‘aangezien’? (1p)
Tekstverband reden, oorzaak, gevolg
Slide 8 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 2. Uit welke alinea(‘s) bestaat de inleiding? (1p)
Alinea 1 en 2
Slide 9 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 3. Uit welke alinea(‘s) bestaat het slot? (1p)
Alinea 14
Slide 10 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 4a. Wat is het onderwerp van deze tekst? (1p)
(snel)leesstrainingen
Snelle leestraining
Effectief lezen met training/methode
bovenstaande + ‘leren’
Niet goed:
sneller en effectiever lezen
snel en beter lezen
Een hele zin (want dat zou de hoofdgedachte zijn)
Slide 11 - Slide
Titel + Inleiding - Aandacht trekken door: 1. anekdote
2. opvallende stelling of mening
3. actuele gebeurtenis
4. het voordeel voor de lezer
- kennismaking met het onderwerp > hoe pg. 60 - richting geven aan de tekstopbouw - idee geven van het genre (tekstsoort/-doel)
Tekstopbouw (les 4)
Middenstuk/kern - uitwerking van het onderwerp in deelonderwerpen - uitwerking in hoofdstukken, paragrafen of alinea's - overzichtspunten: titels, kopjes, signaalwoorden
Slot - de afronding - terugblik op inleiding en de kern - krachtiger maken van strekking of boodschap (of een uitsmijter) - vaak de hoofdgedachte
Slide 12 - Slide
Vraag 4b. Hoe wordt het onderwerp geïntroduceerd?
kennismaken = introduceren
Vraag 4c. Noem twee manieren om de aandacht van de lezer te trekken.
Slide 13 - Slide
Communiceren doe je samen 2
kennismaking met het onderwerp = onderwerp introduceren (pg 60):
- vraag
- voorbeeld geven
- samenvatting
- conclusie
- mening
- probleemstelling
- oorzaak gevolg
- opvallende uitkomst
Slide 14 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 4b. Hoe wordt het onderwerp geïntroduceerd? (1p)
Er wordt kennis gemaakt met het onderwerp doordat er een vraag wordt gesteld (Hoe werkt het? En: werkt het?)
Ook goed: Er wordt een voorbeeld gegeven (de auteur die de leesopdracht doet).
Slide 15 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 4c. Noem twee manieren om de aandacht van de lezer te trekken. (2p)
Kies uit:
1. anekdote
2. opvallende stelling of mening
3. actuele gebeurtenis
4. het voordeel voor de lezer
'echte' gebeurtenis = niet goed
Slide 16 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 5a. In de inleiding wordt duidelijk welke twee deelonderwerpen in de verdere tekst uitgewerkt zullen worden.
a. Welke deelonderwerpen zijn dit? (2p)
De deelonderwerpen zijn: hoe de leesstraining werkt en óf het werkt.
Slide 17 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 5b. Geef aan in welke alinea’s het eerste deelonderwerp wordt uitgelegd. (1p)
Hoe het werkt: alinea 9, 10 en 11
Slide 18 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 5c. Geef aan in welke alinea’s het tweede deelonderwerp wordt uitgelegd. (1p)
Of het werkt: alinea 12 en 13
Slide 19 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 6a. Welk verbindings- of signaalwoord zie je in alinea vier? (1p)
maar
Vraag 6b. Welk verband geeft dit verbindingswoord aan? (1p)
tegenstelling
Slide 20 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 7. Bedenk een passend tussenkopje bij alinea zeven. (1p)
digitaal lezen
minder geconcentreerd > ook goed gerekend
Slide 21 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 8. Wat maakt het geconcentreerd lezen van digitale teksten extra lastig? (1p)
Digitale teksten geconcentreerd lezen is extra lastig, omdat digitale teksten geen vaste overzichtspunten hebben op de pagina. Door het scrollen door de tekst verspringt de tekst steeds.
Niet goed:
Makkelijk afgeleid raken
Slide 22 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 9. Hoe moet een lezer volgens hoogleraarPeter Hagoort lezen om tot een goed tekstbegrip te komen? Beschrijf in je eigen woorden. (1p)
Een lezer moet niet alleen voorwaarts lezen, maar ook af en toe teruglezen.
Slide 23 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 10a. Wat is de conclusie van de schrijver van de tekst over de methode voor snellezen? (1p)
Wie is de schrijver van de tekst?
Yoshi Tuk (dus niet Peter Hagoort)
Hij is sceptisch over het nut van snelleestrainingen. Geconcentreerd lezen doe je door een tekst goed en geconcentreerd te lezen.
Slide 24 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 10b. Op welke grappige manier probeert hij (de schrijver) in het slot zijn gelijk aan te tonen? (1p)
Hij heeft een foutje in de tekst gestopt waar veel lezers – snel en onaandachtig - overheen zullen hebben lezen.
Slide 25 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 11. In de tekst hieronder staan drie functiewoorden. Geef ze alle drie. (1p)
Let op:
3 goede antwoorden = 1p
2 goede antwoorden = 0,5p
1 of minder goede antwoorden = 0p
Slide 26 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 11. In de tekst hieronder staan drie functiewoorden. Geef ze alle drie. (1p)
signaalwoorden zijn niet functiewoorden
Slide 27 - Slide
Schema handboek pagina 65 = signaalwoorden
Slide 28 - Slide
Functiewoorden geven de functie aan van een deel van de tekst.
Functiewoorden zijn niet hetzelfde als signaalwoorden.
Signaalwoorden = verbindingswoorden
Slide 31 - Slide
Communiceren doe je samen 2
20 punten = 10
10 punten = 5,5
Slide 32 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Over fragment 2. - Huiswerk
Antwoorden bespreken
Vraag 1: Maurice aarzelt drie keer. Hoe komt het dat hij het tóch doet, denk je?
Vraag 2: Herken je (iets van) het gedrag van Maurice bij jezelf?
Vraag 3: Wat vind jij ervan dat Peter met zijn telefoon foto's maakt van de brand?
Vraag 4: De schrijfster wilde dat jongeren wat van haar verhalen konden leren. Welke les zou je nu al kunnen halen uit alle fragmenten die je gelezen hebt?
Vraag 5: De afgelopen tweehonderd jaar waren hoofdpersonen in boeken vooral positieve rolmodellen. De jongens in De kick zijn negatieve rolmodellen. Waar leren jongeren volgens jou het meest van?
Slide 33 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 1: Maurice aarzelt drie keer. Hoe komt het dat hij het tóch doet, denk je?
Maurice aarzelt, maar doet het toch omdat zijn vrienden zeggen dat hij het moet doen en hij niet ‘schijterig’ wil zijn.
Vraag 2: Herken je (iets van) het gedrag van Maurice bij jezelf?
Vraag 3: Wat vind jij ervan dat Peter met zijn telefoon foto's maakt van de brand?
Bijvoorbeeld: Ik vind het niet slim van hem. Als hij de foto met anderen deelt, weet iedereen dat hij bij de brand van de auto van hun docent aanwezig was.
Bijvoorbeeld: Ik snap wel dat je het aan anderen wilt laten zien of later nog eens rustig wil terugkijken.
Slide 34 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vraag 4: De schrijfster wilde dat jongeren wat van haar verhalen konden leren. Welke les zou je nu al kunnen halen uit alle fragmenten die je gelezen hebt?
Bijvoorbeeld: De les die ik uit de fragmenten haal is dat jongens in een groep veel stoerder doen dan wanneer ze alleen zijn.
Bijvoorbeeld: De les die ik eruit haal is dat je altijd je verstand moet gebruiken en je niet moet laten meeslepen door anderen.
Vraag 5: De afgelopen tweehonderd jaar waren hoofdpersonen in boeken vooral positieve rolmodellen. De jongens in De kick zijn negatieve rolmodellen. Waar leren jongeren volgens jou het meest van?
Bijvoorbeeld: Je kunt van zowel van negatieve als positieve rolmodellen dingen leren. Je kan iets leren van de stommigheden van anderen en je kan iets leren omdat iemand een probleem goed aanpakt.