Signaalwoorden quiz 2de klas

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Tijd
voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger

Slide 2 - Slide

Reden

omdat, want, namelijk, daarom, aangezien, op grond van,

Slide 3 - Slide

Tegenstelling
maar, in tegendeel, toch, echter, hoewel

Slide 4 - Slide

Opsomming
en, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 5 - Slide


Voorbeeld/ toelichting

bijvoorbeeld, ter illustratie, zoals, zo

Slide 6 - Slide

"Ik houd van dropjes. Waarom? (reden) Ik houd van zoet."

Welk signaalwoord kun je gebruiken om de zinnen aan elkaar te plakken?
A
daarentegen
B
terwijl
C
omdat
D
vervolgens

Slide 7 - Quiz

"Ik kwam te laat op school. Waardoor kwam dat? (reden)
De brug stond open."

Welk signaalwoord kun je gebruiken om de zinnen aan elkaar te plakken?
A
terwijl
B
bijvoorbeeld
C
toch
D
doordat

Slide 8 - Quiz

Maak zelf een zin met een signaalwoord van tegenstelling

Slide 9 - Open question

"Ik heb veel hobby's. Noem eens een voorbeeld? Ik houd van lezen."

Welk signaalwoord kun je gebruiken om de zinnen aan elkaar te plakken?
A
zoals
B
daarom
C
echter
D
vanwege

Slide 10 - Quiz

"Ik heb nog veel dingen te doen vandaag. Noem eens een paar dingen?
Ik moet nog lessen voorbereiden, de hond uitlaten en sporten."

Welk signaalwoord kun je gebruiken om de zinnen aan elkaar te plakken?
A
allereerst
B
toch
C
integendeel
D
vanwege

Slide 11 - Quiz

Maak zelf een zin met een signaalwoord van tijd.

Slide 12 - Open question


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 13 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 14 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 15 - Quiz

maak zelf een zin met een signaalwoord van opsomming

Slide 16 - Open question


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 17 - Quiz


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 18 - Quiz

Maak zelf een zin met een signaalwoord van voorbeeld.

Slide 19 - Open question

 Opdracht : lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 20 - Slide


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 21 - Quiz


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 22 - Quiz

 Opdracht: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 23 - Slide


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 24 - Open question


  Op welk tekstverband dat begint met een R wijst het signaalwoord omdat?

Slide 25 - Open question

Maak zelf een zin met een signaalwoord van reden.

Slide 26 - Open question

Lees de tekst.

Slide 27 - Slide

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 28 - Drag question

Tekstverband = voorbeeld/toelichting
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 29 - Drag question

Dit was het!

Slide 30 - Slide