21/3 LnH Beeldspraak + stijlfiguren 3h

Wat zijn stijlfiguren?
Een tekst kun je op verschillende manieren
aantrekkelijk maken: met beeldspraak
(vergelijking, metafoor en personificatie-> zie hierna),
met (rijmende) uitdrukkingen en met stijlfiguren.

Een stijlfiguur gebruik je om iets te benadrukken



1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat zijn stijlfiguren?
Een tekst kun je op verschillende manieren
aantrekkelijk maken: met beeldspraak
(vergelijking, metafoor en personificatie-> zie hierna),
met (rijmende) uitdrukkingen en met stijlfiguren.

Een stijlfiguur gebruik je om iets te benadrukken



Slide 1 - Slide

Beeldspraak 
Vergelijkingen, metaforen, metonymia en personificaties zijn vormen van beeldspraak.     

Beeldspraak is altijd 
figuurlijk bedoeld.

Slide 2 - Slide

Beeldspraak

Slide 3 - Slide

Vergelijking-met-als
"De huidige economie is als een fietser ..." 
- Object en beeld worden beide benoemd 
- Object en beeld worden aan elkaar verbonden (door als, zoals, gelijk, etc...) 

Slide 4 - Slide

Vergelijking-zonder-als
"Het lijkt alsof de belangrijkste auteur van de miljoenennota Emile Ratelband is"
- Beeld en object worden beide genoemd 
- verbindingswoord ontbreekt 

Slide 5 - Slide

Metafoor 
"Mensen in de bijstand moeten door steeds hogere hoepels heen springen"
- Beeld wordt genoemd, object ontbreekt (in dit geval bv: moeten aan steeds hogere eisen voldoen)

Slide 6 - Slide

Metonymia
"De klas heeft me gisteren tips en tops gegeven"
- Beeld wordt gegeven, object niet. 

Slide 7 - Slide

Metonymia (2)
Voorbeelden:
"Ik heb vandaag de nieuwste Ariana Grande (=nummer van) gehoord"
"Doe mij maar nog maar een glas (bier/wijn)"

Slide 8 - Slide

Personificatie
- Levenloos object krijgt een menselijke eigenschap toebedeeld
"De wind huilde om het huis"
"Die pizza schreeuwt erom om opgegeten te worden"

Slide 9 - Slide

Synesthesie
Twee soorten zintuigelijke waarnemingen worden vergeleken, bv.
  • schreeuwende kleuren (horen + zien)
  • een bittere conclusie (proeven + horen)
  • een scherpe geur (voelen + ruiken)

Slide 10 - Slide

maken Kern
  • blz. 83 opdracht 1, 2 en 10

Slide 11 - Slide

: Hyperbool (overdrijven)
- Ik sta al een eeuw op je te wachten

 Understatement (afzwakken)
- Hij heeft wel een paar centen. (over iemand die rijk is)

 Eufemisme ( Afzwakken om werkelijkheid minder hard te maken/niet te kwetsen)
- We hebben de hond laten inslapen.
Stijlfiguren

Slide 12 - Slide

Stijlfiguren (of stijlfouten): pleonasme en tautologie

- Pleonasme: een eigenschap van een zaak of persoon nog eens noemen

- Tautologie: twee woorden van dezelfde woordsoort die hetzelfde betekenen

Slide 13 - Slide

Voorbeelden pleonasme
  • lange slungel 
  • mondeling bespreken 
  • nieuwe aanwinst 
  • nog eens herhalen 
  • noodzakelijke behoefte
  • omlaag vallen 
  • opnieuw herhalen 
  • groen gras
  • witte sneeuw
  • als eerste beginnen 
  • blauwe smurf 
  • bloeiende bloesem 
  • grote reus 
  • hardop voorlezen 
  • houten plank 



Slide 14 - Slide

Voorbeelden tautologie
  • gratis en voor niets 
  • één en dezelfde 
  • leugen en bedrog / list en bedrog 
  • roddel en achterklap 
  • geheel en al 
  • vast en zeker / zeker en vast 
  • nooit ofte nimmer 
  • voor eeuwig en altijd 
  • afgelopen (over) en uit 
  • klaar uit 
  • bont en blauw  
  • schots en scheef  
  • keurig netjes

Slide 15 - Slide