Quiz H5

Quiz H5 + H6
1 / 11
next
Slide 1: Slide
Psychologie/sociologieSecundair onderwijs

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Quiz H5 + H6

Slide 1 - Slide

Springen, rennen, klimmen, zwemmen... zijn belangrijke beweging(sactiviteit)en in een menselijjk leven. We noemen dit ook...
A
gedragsbewegingen
B
fundamentele bewegingsactiviteiten
C
motorische bewegingen
D
springbewegingen

Slide 2 - Quiz

Fijne motoriek
Grove motoriek
Socio-emotionele ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling
puzzelen, met een lepel eten, krabbelen
op verkenning, oriëntatie
zelfstandiger, andere relatie met ouders
rennen, trekken, lopen, op de trap kruipen

Slide 3 - Drag question

Op de leeftijd van 3 jaar zijn kinderen ongeveer... groot.
A
75cm
B
1m20
C
1m
D
50cm

Slide 4 - Quiz

Waar of niet waar?
Kinderen zijn nu eerder zindelijker dan vroeger.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

1
2
3
4
Luier uit en onderbroekje aan.
Praten over pipi en kaka 
Het potje met regelmaat gebruiken
Wennen aan het potje.

Slide 6 - Drag question

De peuterfase staat gelijk aan...
A
koppigheid.
B
eerlijkheid.
C
ruzie.
D
aanhankelijkheid.

Slide 7 - Quiz

De volgorde van de fasen van de taalontwikkeling zijn:
A
eerste woordjes-uitbreiden van woordenschat - meerwoordenzinnen
B
eerste woorjes-meerwoordenzinnen-uitbreiden van woordenschat
C
uitbreiden van woordenschat-eerste woordjes-meerwoordenzinnen
D
uitbreiden van woordenschat-meerwoordenzinnen-eerste woordjes

Slide 8 - Quiz

Wat is GEEN kenmerk voor voorleesboekjes voor peuters?
A
gaan over dagelijks leven
B
kind of dier als hoofdpersonage
C
complexe figuren
D
heldere kleuren

Slide 9 - Quiz

Welke gedragingen vertoont de peuter tijdens de koppigheidsfase?
A
zegt vaak 'ja', driftbuien, lachen, op de grond vallen
B
zegt vaak 'neen', vrolijk zijn, driftbuien, verstijven
C
zegt vaak 'ja', vrolijk zijn, op de grond vallen
D
zegt vaak 'neen', driftbuien, huilen, op de grond vallen, verstijven

Slide 10 - Quiz

Welke 2 polen zitten er volgens Erikson in de peuterfase?
A
vertrouwen-wantrouwen
B
zelfstandigheid-twijfel/schaamte
C
initiatief-schuld
D
eerlijkheid-onrecht

Slide 11 - Quiz