This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Taalniveaus
Slide 2 - Slide
Na deze les
Kun je uitleggen wat taalniveaus zijn.
Kun je uitleggen waarom er taalniveaus zijn.
Weet je hoeveel taalniveaus er zijn.
Slide 3 - Slide
Taalniveaus
Slide 4 - Mind map
Taalniveaus
Van een tekst
Van een persoon
Slide 5 - Slide
Waarom
Taalniveaus bestaan zodat we in elk Europees land het niveau van de taal kunnen vergelijken.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Slide 9 - Slide
A1 (heel eenvoudig)
Heel eenvoudig
Korte zinnen
Beginnend taalgebruiker
A1
(heel eenvoudig)
Dit is mijn huis. Ik woon hier. Kom je mee?
Slide 10 - Slide
A1 (heel eenvoudig)
Laaggeletterd
Iets langere zinnen
A2
(eenvoudig)
Ik ga naar huis om te koken. Het liefst eet ik zuurkool.
Slide 11 - Slide
A1 (heel eenvoudig)
Begrijpen de meeste zinnen
Over veelvoorkomende onderwerpen
Lijkt op spreektaal
Eenvoudig en duidelijk
B1
(normaal)
Wilt u een nieuw paspoort aanvragen? Maak dan een afspraak met ons. Dat kan via de telefoon, maar ook via onze website. Neem naar de afspraak altijd uw oude paspoort mee, ook al is die verlopen.
Slide 12 - Slide
A1 (heel eenvoudig)
Meer ingewikkelde teksten
Moeilijkere onderwerpen
B2
(gevorderd)
Wanneer u een omgevingsvergunning heeft aangevraagd, moet er binnen de gemeente sprake zijn van consensus over uw aanvraag. Vervolgens krijgt u de uitslag. Dit kan een positief of negatief besluit zijn.
Slide 13 - Slide
A1 (heel eenvoudig)
Moeilijke en langere teksten
Abstracte teksten
Vaktaal, uitdrukkingen, ouderwetse woorden
C1
(moeilijk)
Aan de andere kant wordt er door de wetgever bij de inrichting en vormgeving van de medezeggenschap binnen de instelling veel ruimte gegeven voor maatwerk.
Slide 14 - Slide
A1 (heel eenvoudig)
Begrijpt de taal
Complexe zaken
C2
(heel moeilijk)
Het identificeren van de persoonlijke risicofactoren die voorspellers zijn van een open leefklimaat, kan aanknopingspunten bieden voor toekomstige alternatieve interventies gericht op het verbeteren van het leefklimaat.
Slide 15 - Slide
A1
Heel eenvoudig, basisbegrippen
A2
Eenvoudige communicatie
B1
Standaard eenvoudige communicatie, niet te lange zinnen
B2
Normale communicatie
C1
Moeilijke/specifieke communicatie
C2
Zeer ingewikkelde communicatie
Slide 16 - Slide
In dit medicijn zit een stofje. Dat stofje heet glycerol. Bent u allergisch voor glycerol? Of was u dit vroeger? Bel met uw huisarts.
In dit medicijn zit de stof glycerol. Bent u allergisch voor deze stof? Of was u dit vroeger? Laat dit weten aan uw huisarts.
In dit medicijn zit de stof glycerol. Bent u hier allergisch voor? Of was u dit vroeger? Neem dan contact op met uw arts.
In dit medicijn is de stof glycerol verwerkt. Bent u allergisch voor deze stof of heeft u in het verleden allergische reacties gehad na het innemen van deze stof? Raadpleeg dan uw arts.
De stof glycerol vormt een belangrijk onderdeel van dit medicijn. Bent u allergisch voor glycerol of zijn er in het verleden lichamelijke allergische reacties opgetreden na inname van deze stof? Raadpleeg in desbetreffende gevallen uw arts of medisch specialist.
Glycerol is één van de kenmerkende substanties van dit medicijn. De stof zorgt ervoor dat er bij specifieke individuen mogelijk allergische bijwerkingen kunnen optreden. Bent u allergisch voor glycerol, of zijn er bij u in het verleden somatische complicaties opgetreden bij het gebruik van deze stof, verband houdend met uw allergische aanleg? Consulteer de dienstdoend huisarts of medisch specialist.
A1
A2
B1
B2
C1
C2
Slide 17 - Drag question
Hoeveel taalniveaus zijn er?
A
5
B
7
C
6
D
8
Slide 18 - Quiz
Wat zijn taalniveaus?
A
Taalniveaus geven het niveau van een tekst aan.
B
Het taalniveau beschrijft de taalbeheersing van iemand.