- Je weet waarvoor en hoe je 't exkofschip gebruikt;
- Je kunt uitleggen wat het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden is en je kunt deze werkwoorden vervoegen;
- Je weet wat kritisch en intensief lezen inhoudt;
- Je weet wanneer een tekst betrouwbaar is;
- Je kunt een overtuigende pitch maken van een boek/film/verhaal.