Thema 5 dictee 5

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7,8

Eén op de drie mensen is ...................... ziek.

Dit is een ...................... smiley.

Als je ...................... hebt is lezen moeilijk.

Tegenwoordig heb je ...................... zonnepanelen.

 ...................... zijn er nu mindere werklozen in Nederland.

Werkwoord : kneuzen

Mijn vader ............. zijn enkel.

VT

Werkwoord : onthouden

Ik ............. alle getallen.

VT

Werkwoord : onthouden

De smiley ............. erg snel.

VT

Werkwoord : staan

De mensen ............. in de rij.

VT

Werkwoord : vergaan

Het schip ............. op de Atlantische Oceaan.

VT

Werkwoord : hechten

De chirurg ............. de grote wond.

VT

Suriname was vroeger een ...................... van Nederland.

Dit is een ...................... som.

In Egypte staan veel ....................

Dit dier heet een ....................

Werkwoord : vervolgen

De man wordt ............. voor de misdaad.

Werkwoord : fladderen

De vogels vliegen ............. weg.

Werkwoord : beslissen

Morgen ............. mijn moeder of ik mee mag.

Werkwoord : verwachten

De ............. regenbui bleef weg.

Werkwoord : grazen

De paarden staan............. in de wei.

Werkwoord : inlichten

De ............. mensen gaan weer weg.

Ik heb een speciaal .................... van deze strip.

Deze man speelt op een ....................

Een kokosnoot is een .................... vrucht.

Als je wilt weten wat je allemaal uitgeeft, moet je de ............. goed bijhouden.

groep 7

Ik kan sterke en zwakke werkwoorden in de tegenwoordige en verleden tijd goed schrijven.

Werkwoord: staan

Ik ....... op mijn tenen.

VT

Werkwoord: worden

Hij ...... later stukadoor.

TT

Werkwoord: kopen

De mannen ...... nieuwe hengels

VT

Werkwoord: kneuzen

Mijn moeder ...... haar duim.

TT

Werkwoord: proeven

De kinderen .......... van de soep.

VT

Werkwoord: wuiven

De koningin ....... naar mij.

VT

groep 8

Ik weet wanneer ik

de verleden tijd  d

e tegenwoordige tijd

het voltooid deelwoord

het tegenwoordig deelwoord

het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

miet gebruiken.

Het tegenwoordig deelwoord

Het tegenwoordig deelwoord bestaat uit

het hele werkwoord (infinitief) + d(e)

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Zo kort mogelijk!

werkwoord: vervolgen

De uitzending wordt morgen ............. .

werkwoord: fladderen

De vogels  ............. gisteren door de lucht .

werkwoord: loeien

De koeien liepen ........ door de wei.

werkwoord: verwachten

De ........... regenbui kwam niet.

create.kahoot.it