Taalles oefenen woorden voor toets

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 6

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is een ander woord voor de tentoonstelling?
A
De collectie
B
De impressie
C
De expositie
D
De catalogus

Slide 2 - Quiz

Wat is een vitrinekast?
A
Een glazen kast om iets tentoon te stellen.
B
Een glazen kast om medicijnen te bewaren.
C
Een kast die je goed af kunt sluiten.
D
Een kast om glazen voorwerpen te kunnen bewaren.

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Maak de zin af. Als je iets met passie doet, doe je het...
A
met veel liefde.
B
todat het klaar is.
C
met heel veel tegenzin.
D
alleen omdat je er geld mee verdient.

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Maak de zin af. Als je kunst een boeiend onderwerp vindt, ...
A
vind je het eigenlijk heel saai.
B
vind je het interessant.
C
wil je er verder niets over leren.
D
wil je dat het allemaal snel afgelopen is.

Slide 7 - Quiz

Maak de zin af. Als je een voorwerp goed wilt bestuderen, ...
A
wil je er veel over leren.
B
wil je het ergens uitstallen.
C
wil je er niets meer over weten.
D
wil je het exposeren.

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Wat betekent uniek?
A
Iets wat in korte tijd erg in de mode is.
B
Als er eindeloos veel van iets is.
C
Iets bijzonderds waar er maar één van is.
D
Een eigenschap van een kunstenaar.

Slide 10 - Quiz

Wat is het tegengestelde van waardevol?
A
kapot
B
lelijk
C
vies
D
waardeloos

Slide 11 - Quiz

Wat past het beste bij het woord het detail?
klein
compleet
gaaf
modern

Slide 12 - Poll

Wat past het beste bij het woord de catalogus?
De vitrinekast van een liefhebber.
De opsomming van voorwerpen.
Het kenmerk van een kunstenaar.
Het bestuderen van een detail.

Slide 13 - Poll

Welk woord hoort er niet bij?
A
het pronkstuk
B
het exemplaar
C
het object
D
de collectie

Slide 14 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
compleet
B
eindeloos
C
volledig
D
het totaal

Slide 15 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
omvangrijk
B
het origineel
C
zeldzaam
D
uniek

Slide 16 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
het bezit
B
spullen van iemand
C
het eigendom
D
de categorie

Slide 17 - Quiz