4TA: H4 woordenschat NN6

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Fijn dat je er bent!
Pak je boek voor op blz 116 en log in op deze LessonUp. 

Boek vergeten, niet ingelogd of lege iPad? Dan doe je niet 
mee met de les. 

timer
3:00

Slide 2 - Slide

LESDOEL:


Je kan/weet: 
  •  de betekenis van een moeilijk of onbekend woord in de tekst vinden
  • de betekenis van de woordenlijstwoorden en de uitdrukkingen uit dit hoofdstuk 

Slide 3 - Slide

4TA
Nieuw Nederlands 6

Hoofdstuk 4
Woordenschat

Morgen: herhaling + oefentoets

Slide 4 - Slide

Welk woord kan je in
de woorden onder de
afbeelding invullen?

Slide 5 - Open question

Wat betekenen de onderstreepte woorden?

Geef een synoniem.

Slide 6 - Slide

Wat is een synoniem van het onderstreepte woord?
Het is definitief dat onze vakantie niet doorgaat.
A
gewoon
B
zeker
C
diepgaand
D
onnodig

Slide 7 - Quiz

Wat is een synoniem van het onderstreepte woord?
De hoeveelheid water in de fles is nog gering.
A
ruw geschat
B
zeker
C
klein
D
uitputtend

Slide 8 - Quiz

Wat is een synoniem van het onderstreepte woord?
Jouw betoog ziet er gestructureerd uit.
A
ruw geschat
B
goed gemaakt
C
voordelig
D
goed opgebouwd

Slide 9 - Quiz

Wat is een synoniem van het onderstreepte woord?
Er wordt een grondig onderzoek gedaan naar de moord.
A
gewoon
B
onnodig
C
diepgaand
D
belangrijk

Slide 10 - Quiz

Wat is een synoniem van het onderstreepte woord?
Er wordt een grondig onderzoek gedaan naar de moord.
A
gewoon
B
onnodig
C
diepgaand
D
belangrijk

Slide 11 - Quiz

Wat is een synoniem van het onderstreepte woord?
Kan jij globaal aangeven wat de verbouwing kost?
A
ruw geschat
B
goed opgebouwd
C
makkelijk te overzien
D
snel

Slide 12 - Quiz

Welk bijwoord past in de zin?
Bijwoorden zijn woorden die een werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een hele zin of soms een zelfstandig naamwoord nader bepalen. Dat wil zeggen: ze geven daar meer informatie over. 

Slide 13 - Slide

Vandaag is het .... warm.
A
minimaal
B
tevergeefs
C
betrekkelijk
D
inclusief

Slide 14 - Quiz



betrekkelijk


nogal, tamelijk

Slide 15 - Slide

Ik heb het nu niet koud, ik heb .... een trui aan.
A
volkomen
B
betrekkelijk
C
tevergeefs
D
immers

Slide 16 - Quiz



immers


namelijk

Slide 17 - Slide

De bus had pech. Mark wachtte daarom ... bij de bushalte.
A
tevergeefs
B
minimaal
C
voornamelijk
D
dikwijls

Slide 18 - Quiz



tevergeefs


zonder resultaat

Slide 19 - Slide

minimaal
uitsluitend
volkomen
inclusief
ten minste
alleen
met inbegrip van
helemaal

Slide 20 - Drag question

Maak een correcte zin met het bijwoord 'minimaal'.

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Noteer de/het signaalwoord(en) uit alinea 1.

Slide 23 - Open question

Welk verband geven deze signaalwoorden aan?

Slide 24 - Open question

Wat onderzoeken neurowetenschappers?

Slide 25 - Open question

Wat is een opinieblad? Welk gedeelte van het woord ken je?

Slide 26 - Open question

Wat zou een verschil kunnen zijn tussen een krant en een opinieblad?

Slide 27 - Open question

Aan de slag
Wat?
Maak opdracht 1 t/m 6 op blz 116-119
Waar?
In je schrift of boek 
Hulp?
- Lesboek, buur of docent 
Klaar?
Leer de woordenlijst van H1-4 
Niet af?
Huiswerk volgende dag
timer
15:00

Slide 28 - Slide