biologie thema 16 - afsluitende opdracht

biologie thema 16 - afsluitende opdracht
Tess Robben  21c
Jasmijn Kerkhofs  21c
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

biologie thema 16 - afsluitende opdracht
Tess Robben  21c
Jasmijn Kerkhofs  21c

Slide 1 - Slide

wat doen de zenuwen
A
twee spieren die samen werken aan een beweging
B
zorgt ervoor dat je sneller slaapt
C
adrenaline aanmaken
D
verbinden centrale zenuwstelsel met organen

Slide 2 - Quiz

uitlopers verbinden de zenuwcel met andere zenuwcellen, organen of zintuigen
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

wat doen hormoonklieren
A
produceren van hormonen, die worden afgeven aan het bloed
B
maakt bloed aan
C
zorgen dat je ongesteld word
D
zorgt voor soepele spieren

Slide 4 - Quiz

wat produceert er hormonen die worden afgegeven aan het bloed
A
eten
B
drinken
C
sporten
D
hormoonklieren

Slide 5 - Quiz

wat doen de eilandjes van langerhans
A
adrenaline aanmaken
B
bloedcellen maken
C
produceren insuline en glucagon
D
vet opslaan

Slide 6 - Quiz

hoe de stevige omhulsel om de spier

Slide 7 - Open question

de schildklierhormonen zorgen voor je groei, ontwikkeling en stofwisseling
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

wat doet het hormoon hypofyse
A
zorgt ervoor dat je sneller slaapt
B
zorgen dat je zwanger word
C
hormonen die allerlei hormonen aan sturen
D
produceren van hormonen, die worden afgeven aan het bloed

Slide 9 - Quiz

werken hormonen langzaam of snel
A
langzaam
B
snel

Slide 10 - Quiz

welke hormoonklieren liggen waar?
hypofyse
schildklier
bijnieren
eilandjes van langerhans
eierstokken/teelballen

Slide 11 - Drag question

wat doen de eierstokken
A
je lelijk maken
B
geel lichaam aanmaken zodat je vruchtbaar kan zijn
C
je opeens zwanger maken
D
zorgen dat je kont dikker word

Slide 12 - Quiz

wat produceert bijnieren niet
A
fear
B
fight
C
fine
D
flight

Slide 13 - Quiz

waar zorgen insuline en glucagon voor?
A
geel lichaam aanmaken waardoor je vruchtbaar word
B
zorgen dat je adrenaline krijgt
C
zorgen voor stofwisseling
D
regelen van glucosegehalte van het bloed

Slide 14 - Quiz

het wervelkolom bestaat uit; nekwervel, borstwervel, lendenwervel, heiligbeen, stuitje
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

wat zijn antagonisten
A
een groep spieren
B
een naam van een bot
C
twee spieren die samen werken aan een beweging
D
een bepaalde ziekte

Slide 16 - Quiz

hoe heten grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg bij elkaar?

Slide 17 - Open question

hoe heet het ... dat de zenuwcel met andere zenuwcellen, organen of zintuigen verbind

Slide 18 - Open question

zet de werking van het zenuwstelsel op volgorde
1.
2.
3.
4.
5.
6.
zintuigen vangen een prikkel op
zintuigen zetten prikkel om in impulsen
impuls word via een zenuw naar de hersenen gestuurd
grote hersenen verwerken de impuls
 hersenen maken een nieuwe impuls en sturen deze via een zenuw naar een orgaan
het orgaan reageert

Slide 19 - Drag question

wat heeft een cellichaam

Slide 20 - Open question

wat heeft een schakelcel niet?
A
korte uitlopers
B
lange uitlopers
C
cellichaam bevindt zich volledig in het centrale zenuwstelsel
D
verbindt alle zenuwcellen met elkaar

Slide 21 - Quiz

welk plaatje hoor bij welke zenuwcel
gevoelszenuwcel
schakelcellen
bewegingszenuwcel

Slide 22 - Drag question

wat doen de kleine hersenen?
A
zorgen dat alle bewegingen van het lichaam op elkaar zijn afgestemd
B
je dommer maken
C
verbindt alle zenuwcellen met elkaar
D
zorgen voor je glucose gehalte

Slide 23 - Quiz

welke hersenen sturen de ademhaling, bloeddruk, hardslag en lichaamstempratuur aan?

Slide 24 - Open question

wat zijn de functies van het skelet:
A
stevignehid geven aan het lichaam
B
organen beschremen
C
worm geven aan het lichaam
D
bewegingen mogelijk maken

Slide 25 - Quiz

is bij alle gewervelde de naamgeving van de skeletelementen hetzetzelfde?
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

wat beschermt de zenuw?

Slide 27 - Open question

welke naam hoort  bij welke kleur
ellepijp
spaakbeen
vingerkoontjes
handwortelbeentjes
middenhandsbeentjes

Slide 28 - Drag question

hoe heten allen botten bij elkaar?
A
skelet
B
lichaam
C
botten
D
het geraamte

Slide 29 - Quiz

hoe heten de rode botten?
kuitbeen
scheenbeen
dijbeen

Slide 30 - Drag question

hoe heten de roden botten?
opperarm
ellepijp
spaakbeen

Slide 31 - Drag question

het dier loopt op alle botjes uit de hand/voet
welke is het
A
teenganger
B
zoolganger
C
hoefganger

Slide 32 - Quiz

een kat is een teenganger
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

wat voor ganger is een paard?

Slide 34 - Open question