4.1: Van handwerk tot machine

Hoofdstuk 4 - De industriële revolutie
4.1. Van handwerk naar machine
4.2. De industriële samenleving
4.3. Nederland in 1848
4.4. Arbeiders strijden voor hun rechten
1 / 24
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4 - De industriële revolutie
4.1. Van handwerk naar machine
4.2. De industriële samenleving
4.3. Nederland in 1848
4.4. Arbeiders strijden voor hun rechten

Slide 1 - Slide

4.1 Van handwerk naar machine (Deel 1)

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Terugblik verlichting en revoluties
  • Wat weten we al over de Industriële revolutie? 
  • Uitleg eerste deel 4.1
  • Huiswerk: oriëntatie: 3,4,5 en paragraaf 4.1: 2,5 en 6

Slide 3 - Slide

Terugblik verlichting en revoluties
Wat weten we al over de Industriële revolutie?
==> nu naar de uitleg 4.1

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat industrialisatie inhoudt
  • Je kunt de belangrijkste oorzaken noemen van de industriële revolutie
  • Je kunt uitleggen waarom we spreken van een industriële revolutie
  • Je kunt uitleggen wat de Romantiek inhoudt 

Slide 5 - Slide

Industrialisatie
In de tweede helft van de 18e eeuw ontstonden in Groot-Brittannië de eerste fabrieken: hallen waarin machines stonden en grote aantallen arbeiders werkten. De opkomst van de productie in fabrieken noemen we industrialisatie. Deze industrialisatie begon in de textielnijverheid.

Slide 6 - Slide

Industrialisatie - wat ging eraan vooraf?
  • Rond 1700 werkte vrijwel iedereen in de huisnijverheid: werk dat mensen thuis doen zoals garen spinnen en/of kleding maken (daarvoor waren spinners en wevers gevestigd in de steden maar dat werd te duur)
  • Rond 1700: toename vraag naar katoen. Wevers en spinners konden de vraag niet bijhouden
  • Uitvinders: spinmachines en daarna machines op waterkracht
  • Uiteindelijk: watermolens vervangen door stoommachines in 1790 (James Watt)

==> Grote veranderingen door komst van fabrieken, machines en stroomtreinen vanaf 1750 noemen we de industriële revolutie

Slide 7 - Slide

De Stoommachine

  • Uitvinders gingen producten bedenken die het weven makkelijker maakten (bijv. spinnenwiel)
  • Werktuigen laten aandrijven zonder dat er mensen nodig zijn --> uitvinding machines die werkten met stromend water.
  • De laatste stap was deze machines laten aandrijven op stoom → stoommachines

Slide 8 - Slide

Oorzaken industrialisatie (deel 1)
  • In de 18e eeuw verbeterde de landbouw (grootgrondbezitters kochten land op en benutten deze grond veel efficiënter) ==> Selectief fokken en nieuwe landbouwwerktuigen==> opbrengsten namen toe. = de Britse agrarische revolutie.
  • Britse bevolking begon te groeien (waardoor?) en daardoor toenemende vraag (naar welke producten?) ==> meer fabrieken
  • Het aantal arbeidskrachten nam toe en prijzen van producten laag

Slide 9 - Slide

Oorzaken industrialisatie (deel 2)
  • Er waren goedkope grondstoffen beschikbaar (waar vandaan?)
  • In Groot-Brittannie waren grote voorraden steenkool en ijzererts aanwezig (waarvoor gebruikt?)
  • Steeds weer nieuwe machines uitgevonden ==> spullen goedkoper (waarom?)

==> Vraag bleef stijgen en steeds meer fabrieken

Slide 10 - Slide

Aan de slag
  • Lees pagina 15 t/m 20 goed door
  • Huiswerk: oriëntatie: 3,4,5 en paragraaf 4.1: 2,5 en 6

Slide 11 - Slide

4.1 Van handwerk naar machine (deel 2)

Slide 12 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Terugblik Eerste deel 4.1
  • Uitleg tweede deel 4.1
  • Huiswerk: paragraaf 4.1: 7,9,10,12,13, 15

Slide 13 - Slide

Terugblik eerste deel 4.1
  • Wat ging er aan de industrialisatie vooraf?
  • Oorzaken van de industrialisatie? 

Slide 14 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat industrialisatie inhoudt
  • Je kunt de belangrijkste oorzaken noemen van de industriële revolutie
  • Je kunt uitleggen waarom we spreken van een industriële revolutie
  • Je kunt uitleggen wat de Romantiek inhoudt 

Slide 15 - Slide

Gevolgen van de industriële revolutie (Deel 1)

  • 1750-1850: van agrarisch-stedelijke samenleving naar industriële samenleving in Groot- Brittannië (wat betekent dat?) 
  • Massaproductie
  • Nieuwe, snellere vormen van transport (betere infrastructuur)
  • Urbanisatie (grote, dichtbevolkte steden)
  • Luchtverontreiniging en broeikasgassen (en dus?

Slide 16 - Slide

Gevolgen van de industriële revolutie (deel 2)
Niet in het boek in dit hoofdstuk, maar wel belangrijk: 

  • Ontstaan van klassensamenleving (arbeidersklasse)
  • Ontstaan van het (modern) kapitalisme

==> Gevolgen van de industrialisatie zo groot, vanaf 1800 
nieuw tijdperk: De moderne tijd

Slide 17 - Slide

De Romantiek (1790-1850)
Niet alleen de economie veranderde, ook de cultuur.

Mensen verlangden tijdens de industrialisatie
terug naar het idee om dingen te doen met gevoel,
in plaats van wetenschap, verstand en uitvindingen
 
==> Moeite met de verheerlijking van het verstand
==> Nadelen van de industriele revolutie

Dit uitte zich in kunst, literatuur, muziek en filosofie.
= de Romantiek 

Bron: Casper David Friedrich, 
Zwei Männer in der Betrachtung des Mondes, 1819 

Slide 18 - Slide

De Romantiek
Kenmerken:
  1. Sterke nadruk op het gevoelsleven 
  2. Liefde voor de natuur, afkeer vd stad
  3. Waardering voor tradities & boerenleven
  4. Belangstelling voor cultuur en
    culturele verschillen 
  5. Belangstelling voor de geschiedenis (waarom?) en een fascinatie voor de middeleeuwen (waarom?)

Bron: Caspar David Friedrich, Falaise de craie sur l’île de Rügen, 1818.

Slide 19 - Slide

Hieronder staan vier oorzaken van de industrialisatie en hun gevolgen.
Koppel elke oorzaak aan het juiste gevolg.
A De landbouw kon efficiënter produceren.
B De vraag naar kleding steeg.
C Het aantal arbeidskrachten voor fabrieken nam toe.
D Het gildesysteem maakte productie in de steden duur.

1 Fabriekseigenaren konden de lonen laag houden.
2 Het aantal arbeidskrachten voor fabrieken nam toe.
3 Ondernemers maakten vaker gebruik van huisnijverheid.
4 Uitvinders probeerden betere machines te ontwikkelen.
A2, B4, C1, D3


Slide 20 - Slide

Hieronder staan vier oorzaken van de industrialisatie en hun gevolgen.
Koppel elke oorzaak aan het juiste gevolg.
A De landbouw kon efficiënter produceren.
B De vraag naar kleding steeg.
C Het aantal arbeidskrachten voor fabrieken nam toe.
D Het gildesysteem maakte productie in de steden duur.

1 Fabriekseigenaren konden de lonen laag houden.
2 Het aantal arbeidskrachten voor fabrieken nam toe.
3 Ondernemers maakten vaker gebruik van huisnijverheid.
4 Uitvinders probeerden betere machines te ontwikkelen.
A2, B4, C1, D3


Slide 21 - Slide

In welk land begon de industriële revolutie?
A
Nederland
B
Duitsland
C
Groot-Brittannië
D
Verenigde Staten

Slide 22 - Quiz

Welk begrip past bij de afbeelding
A
Industrialisatie
B
fabriek
C
huisnijverheid
D
massaproduktie

Slide 23 - Quiz

Aan het werk
Maken paragraaf 4.1: 7,9,10,12,13, 15

Slide 24 - Slide