Herhaling hoofdstuk 1 stoffen en mengsels + quiz

Herhaling hoofdstuk 1 
Stoffen en mengsels
1 / 44
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling hoofdstuk 1 
Stoffen en mengsels

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling hoofdstuk 1
  • Quiz 
  • Practicum

Slide 2 - Slide

Doel van de les
Aan het einde van de les heb je het hoofdstuk herhaald.

Slide 3 - Slide

Stoffen ordenen

Stoffen kun je herkennen aan stofeigenschappen.

Deze kun je gebruiken om stoffen te onderscheiden.

Slide 4 - Slide

Stoffen ordenen
  • Stoffen kun je herkennen aan stofeigenschappen.
  • De stofeigenschappen bepalen waarvoor je de stof gebruikt. 
  • Dit zijn geen stofeigenschappen:
    temperatuur
    volume
    massa
  • Waarom niet?

Slide 5 - Slide

Dichtheid
Omdat die stofeigenschap belangrijk is heeft het een eigen naam gekregen: de dichtheid.

De dichtheid van een stof is de massa van 1 cm3 stof.

Slide 6 - Slide

Dichtheid is massa in gram van 1 cm3
Grootheid is dichtheid
Eenheid is g/cm3
BINAS
In Binas tabel 15 en 16 kun je de dichtheid van verschillende vaste stoffen en vloeistoffen vinden.

Slide 7 - Slide

Dichtheid
Dichtheid:
geeft aan wat de stof per volume weegt. (g/cm3)
                 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

fase overgangen
Als stoffen naar verschillende fases gaan noem je dit faseovergangen.

Elke faseovergang kost energie of er komt energie bij vrij.

Slide 10 - Slide

Faseovergangen

Slide 11 - Slide

Celcius VS Kelvin

Slide 12 - Slide


  • bestaat uit 1 soort deeltjes (moleculen)
  • dus smeltpunt (=stolpunt) + kookpunt 
  • temperatuur constant bij faseovergang


  • bestaan uit meerdere stoffen/moleculen door elkaar 
  • dus een smelt- en kooktraject
  • temperatuur niet constant bij faseovergang
            Zuivere stoffen       en        Mengsels               

Slide 13 - Slide

Je kunt aan de hand van een smeltdiagram uitleggen wat het kooktraject van een mengsel is.
Mengsel


bij een mengsel heb je een: smelttraject, stoltraject of kooktraject

Slide 14 - Slide

Oja, mengsels..

Wat is een mengsel?

Wat voor mengsels ken je?

Slide 15 - Slide

Oplossing
  • Een stof in een vloeistof 
  • helder (kan kleur hebben)
  • kunt er doorheen kijken
  • Als je het mengsel laat staan, zal die zo blijven.

Slide 16 - Slide

Suspensie
  • Vaste stof in een vloeistof.
  • troebel
  • Kunt er niet door heen kijken.
  • Lost niet op.
  • Vaste stof zakt vaak naar beneden.

Slide 17 - Slide

Emulsie en emulgator
  • Vloeistof in een vloeistof.
  • troebel (wanneer proberen te mengen)
  • gaat snel weer terug in 2 lagen.
  • tweelagensysteem

  • Emulgator laat een emulsie mengen.
  • zeep, eigeel

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Oplosmiddel
  • Stof waarin je iets oplost.
  • Siroop (ranja) los je op in water
  • Water is het oplosmiddel.


  • Andere voorbeelden: Wasbenzine, alcohol, aceton, olie

Slide 20 - Slide

Verschillende soorten mengsels
  • Oplossing: Is altijd helder. 
  • Suspensie: Is troebel. Mengsel van vaste stof in vloeistof.
  • Emulsie: Mengsel van twee vloeistoffen. Kan ontmengen.
  • Legering: Mengsel van twee of meer metalen.
  • Nevel: Mengsel van vloeistofdruppels in gas.
  • Rook: Mengsel van vaste stof in gas.
  • Schuim: Mengsel van gas is vaste stof of gas in vloeistof.

Slide 21 - Slide

Chemische reactie:

Slide 22 - Slide

Chemische reactie






Bij een chemische reactie verdwijnen stoffen én er ontstaan nieuwe stoffen.

  • beginstoffen:  De stoffen die bij de chemische reactie verdwijnen
  • reactieproducten:  de stoffen die ontstaan bij een chemische reactie

Slide 23 - Slide

Reactieschema

Een reactieschema is in woorden. 
Reactievergelijking

Een reactievergelijking is in formules

Slide 24 - Slide

Reactieschema vs vergelijking
Reactieschema:
Water -> Waterstof + Zuurstof



Reactievergelijking:
2 H2O -> 2 H2 + O2

Slide 25 - Slide

Nu volgt de quiz...

Slide 26 - Slide

Hoeveel atomen zie je hier?
A
3
B
4
C
8
D
20

Slide 27 - Quiz

Hoeveel moleculen zie je hier?
A
3
B
4
C
8
D
20

Slide 28 - Quiz

Sleep de letter naar de juiste betekenis
vaste fase
vloeibare fase
gasvormige fase

(l)
(s)
(g)

Slide 29 - Drag question

Sleep de naam van de faseovergang naar de gebeurtenis.
Water verandert in ijs
Waterdamp verandert in druppels
IJs verandert in water
Water verandert in damp
Condenseren
Bevriezen

Smelten

Verdampen

Slide 30 - Drag question

Smelten
Stollen
Rijpen
Vervluchtigen
Verdampen
Condenseren

Slide 31 - Drag question

Diagram 1
Diagram 2
Diagram 3
Diagram 4
Kookpunt
Stolpunt
Kooktraject
Stoltraject

Slide 32 - Drag question

Uit welke twee soorten stoffen bestaat een emulsie meestal
A
Water en kleurstof
B
Olie en zeep
C
Zeep en water
D
Olie en water

Slide 33 - Quiz

Zet de begrippen op de juiste plek van het zeepmolecuul
Hydrofoob
Hydrofiel

Slide 34 - Drag question

Chemische reactie
Geen chemische reactie

Slide 35 - Drag question

Nieuwe stoffen
Overzicht van een chemische reactie
Aanwezige stoffen voor de reactie
Gebeurtenis waarbij moleculen veranderen
chemische reactie
begin
stoffen
reactie
producten
reactie
schema

Slide 36 - Drag question

Bij de verbranding van magnesium ontstaat magnesiumoxide. Geef het reactieschema hiervan
+
magnesium (s)
zuurstof (g)
Magnesiumoxide (s)

Slide 37 - Drag question

Geef het reactieschema van water dat ontleed in waterstof en zuurstof

Slide 38 - Open question

Waar of niet waar?
Een zuivere stof bestaat uit meerdere stoffen.
A
waar
B
niet waar

Slide 39 - Quiz

Sleep de juiste woorden bij elkaar.
Mengsel
zuivere
stof
smelttraject
kooktraject
kookpunt
smeltpunt

Slide 40 - Drag question

Sleep de juiste naam bij het juiste mengsel.
Oplossing
Suspensie
Emulsie

Slide 41 - Drag question

Wat doet een emulgator?

Slide 42 - Open question

Wat is een oplosmiddel?
Noem 3 voorbeelden.

Slide 43 - Open question

Tijd voor practica!
PROEF 2 'Waar je op moet letten bij een practicum'
- Eerst goed lezen!
- Maak de vragen bij proef 2

PROEF 3 'De brander'
- Eerst goed lezen!
- Voer PROEF 3 in tweetallen uit en beantwoord de vragen.

OPRUIMEN!

Slide 44 - Slide