Steunles klas 2 (16-03-2021)

Steunles Frans klas 2
1 / 34
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Steunles Frans klas 2

Slide 1 - Slide

Grammaire C (chapitre 3)

Het bezittelijk voornaamwoord


Slide 2 - Slide

Source C: livre de textes page 42

Slide 3 - Slide

6

Slide 4 - Video

Wat betekent 'mon message'?
A
mijn berichten
B
mijn geheim
C
mijn mobiele telefoon
D
mijn bericht

Slide 5 - Quiz

Wat betekent 'ton secret'?
A
mijn geheim
B
jouw geheimen
C
jouw bericht
D
jouw geheim

Slide 6 - Quiz

Wat betekent 'son portable'?
A
mijn mobieltje
B
haar mobieltje
C
zijn mobieltje
D
ons mobieltje

Slide 7 - Quiz

Wat betekent 'votre billet'?
A
jullie kaartjes
B
uw kaartje
C
ons kaartje
D
jullie kaartje

Slide 8 - Quiz

Wat betekent 'nos secrets'?
A
ons geheim
B
jullie geheimen
C
onze geheimen
D
uw geheim

Slide 9 - Quiz

Wat betekent 'ton message'?

Slide 10 - Open question

Wat betekent 'notre secret'?

Slide 11 - Open question

....... (mijn) père a quarante ans.

Slide 12 - Open question

Source C: livre de textes page 42

Slide 13 - Slide

....... (zijn) soeur s'appelle Evy.

Slide 14 - Open question

Source C: livre de textes page 42

Slide 15 - Slide

....... (haar) broer a quinze ans.

Slide 16 - Open question

Source C: livre de textes page 42

Slide 17 - Slide

....... (Hun) famille est grande.

Slide 18 - Open question

....... (Hun) amis ont seize ans.

Slide 19 - Open question

Source C: livre de textes page 42

Slide 20 - Slide

........ (Ons) maison est petite.

Slide 21 - Open question

Source C: livre de textes page 42

Slide 22 - Slide

........ (Jullie) amis sont sympas.

Slide 23 - Open question

Source C: livre de textes page 42

Slide 24 - Slide

........ (Jouw) chambre est grande?

Slide 25 - Open question

00:23
Wat is GEEN bezittelijk voornaamwoord?
A
die
B
jouw
C
mijn
D
onze

Slide 26 - Quiz

00:45
1) 'Le' heeft te maken met mannelijk.
2) 'La' heeft te maken met vrouwelijk.
A
1 is waar, 2 is niet waar
B
1 en 2 zijn beiden waar
C
1 is niet waar, 2 is waar
D
1 en 2 zijn beiden niet waar

Slide 27 - Quiz

01:47
Als je een meisje bent vertaal je 'jouw broer' als 'ta frère'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

01:59
Er zijn drie verschillende woorden in het Frans die allemaal 'jouw' betekenen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

02:42
'Mijn vriendin' is in het Frans ......
A
ma amie
B
mon amie
C
mes amie
D
mon amies

Slide 30 - Quiz

03:17
Hoe zeg je 'zijn zussen' in het Frans?
A
ses soeurs
B
ses soeur
C
son soeur
D
sa soeur

Slide 31 - Quiz

Wat heb je geleerd van deze les?

Slide 32 - Open question

Wat wil je volgende week graag oefenen?

Slide 33 - Open question

Au revoir!!

Slide 34 - Slide