This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Herhaling H4
Slide 1 - Slide
CAO
De meeste afspraken in een arbeidsovereenkomst komen uit de
cao (collectieve arbeidsovereenkomst).
In de cao staan de arbeidsvoorwaarden voor iedereen in een bedrijfstak.
Een bedrijfstak is bijvoorbeeld de gezondheidszorg, de bouw of het onderwijs.
Slide 2 - Slide
In een arbeidsovereenkomst staan de volgende afspraken:
A
Welk werk je gaat doen, hoeveel uur je werkt, je loon
B
Een uitgebreide omschrijving van je werkzaamheden
C
Je loon
Slide 3 - Quiz
Als je ergens gaat werken, dan teken je een
A
CAO
B
Arbeidsovereenkomst
Slide 4 - Quiz
Wat is een CAO?
A
Centrale Arbeidsovereenkomst
B
Collectieve Arbeidsonderneming
C
Centrale Arbeidsonderneming
D
Collectieve Arbeidsovereenkomst
Slide 5 - Quiz
Het bedrag wat op je rekening komt noemen we:
A
Brutoloon
B
Nettoloon
Slide 6 - Quiz
Het nettoloon van Issa is €2000 per maand. HIj betaalt maandelijks €200 aan belasting en €100 aan sociale premies. Bereken het bruto maandloon van Issa.
Slide 7 - Open question
Ada werkt voltijd in de horeca. Hij verdient 20% meer dan het minimumloon (€155,05) per week. Bereken hoeveel hij per jaar verdient.
Slide 8 - Open question
arbeidsmotieven is
A
dingen waar je kan werken
B
alle antwoorden zijn goed
C
winkels
D
redenen om te willen werken
Slide 9 - Quiz
Noem drie arbeidsmotieven
Slide 10 - Open question
Wat is een productiesector?
A
Agrarische, Industriële en dienstverlenende bedrijven
B
Tuinbedrijf, een winkel en een fabriek
C
Agrarische en computerbedrijven
D
Agrarische bedrijven, winkels en dienstverlenende bedrijven
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Welke productiesector zag je op de vorige dia?
A
Agrarische sector
B
Industriële sector
C
Dienstverlenende sector
Slide 13 - Quiz
Agrarische sector
industriële sector
dienstverlenende sector
landbouw, visserij, mijnbouw
fabrieken, bouw, ambachten (bakker, slager)
winkels, banken, overheid
Slide 14 - Drag question
Talisha heeft een kledingzaak met 2 werknemers.
A
Leidinggevend werk
B
Uitvoerend werk
Slide 15 - Quiz
Wat is geschoold werk?
A
opzegtermijn
B
werk waar voor geen opleiding nodig is
C
werk waarvoor een opleiding nodig is
D
proeftijd
Slide 16 - Quiz
Wie zorgt op de arbeidsmarkt voor aanbod van arbeid?
A
Alle mensen die werk zoeken
B
Alle mensen met een baan
C
Bedrijven
D
De overheid
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Beroepsbevolking =
A
15 jaar - pensioensleeftijd die werkt of werk zoekt
B
17 jaar - pensioensleeftijd die werkt of werk zoekt
C
Alle mensen tussen de 15 - 60 jaar
D
Alle mensen tussen de 17 - 60 jaar
Slide 19 - Quiz
Riccardo is werkloos en is niet op zoek naar een nieuwe baan. Hij heeft zich niet ingeschreven bij het UWV. Hoe noemen we dit ook wel?