Tijd en grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Leg je boek en je schrift op tafel. 

Vandaag:

Eerste uur:

H. 22 Tijd

Je leert hoe een schrijver spanning creëert met het gebruik van tijd. 

Tweede uur:

H. 21 voornaamwoorden en telwoorden

Je kan voornaamwoorden en telwoorden herkennen. 

H. 22 Tijd en chronologie (blz. 90)

Je leert hoe een schrijver spanning creëert met het gebruik van tijd.

- verteltijd en vertelde tijd

- tijdsvertraging en tijdsversnelling

- flashback en flashforward

De vertelde tijd is de tijd die in het verhaal voorbij gaat.

1. waar
2. niet waar

Heb ik je nooit verteld over die keer dat ik mijn been brak?
Het was drie jaar geleden. Ik loop op straat en er komt een hond op me af.

1. flashback
2. flashforward

Bij tijdsvertraging is de verteltijd langer dan de vertelde tijd.

1. waar
2. niet waar

Eva werkte in twee jaar tijd als afwasser, serveerster en badjuf. In deze zin is er:

1. tijdsvertraging
2. tijdsversnelling

Doe je boek open op blz. 92 en lees in stilte mee. 

Maak opdracht 5 t/m 9 (blz. 93).

Je mag fluisterend overleggen.

Hierna bespreken we de antwoorden. 

H. 21 voornaamwoorden en telwoorden

Je kan voornaamwoorden en telwoorden herkennen. 

Voornaamwoorden:

(persoonlijk, bezittelijk, aanwijzend en betrekkelijk)

- wederkerend: hij wast zich

- wederkerig: elkaar

- vragend: wie, wat, welke, wat voor

- onbepaald: (n)iemand, (n)iets, sommige

Maak opdracht 3 (blz. 87). 

Hoofdtelwoorden:

- bepaald (één, twee, drie)

- onbepaald (verschillende)

Rangtelwoord: 

- bepaald (eerste, tweede, derde)

- onbepaald (laatste)

U krijgt verschillende voorgerechten. Verschillende:

1. onbepaald hoofdtelwoord
2. bepaald hoofdtelwoord
3. onbepaald rangtelwoord
4. bepaald rangtelwoord

Het Openbaar Ministerie heeft tien maanden cel geëist. Tien:

1. onbepaald hoofdtelwoord
2. bepaald hoofdtelwoord
3. onbepaald rangtelwoord
4. bepaald rangtelwoord

Een vierde verdachte bleef langer vastzitten. Vierde:

1. onbepaald hoofdtelwoord
2. bepaald hoofdtelwoord
3. onbepaald rangtelwoord
4. bepaald rangtelwoord

De hoeveelste keer is dat nu? Hoeveelste:

1. onbepaald hoofdtelwoord
2. bepaald hoofdtelwoord
3. onbepaald rangtelwoord
4. bepaald rangtelwoord

Oefen in Numo met de taak.