Les 9: oefenen met verwijswoorden : die deze dat dit

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Weet je nog een voorbeeld van een verwijswoord?

Lesdoel

Je kunt de verwijswoorden die, deze, dit en dat herkennen. 

Kan je in een zin de juiste verwijswoorden opschrijven. 

Theorie

Je schrijft dit / dat bij alle het-woorden

dit = dichtbij 

dat = veraf

Je schrijft deze / die bij alle de-woorden (enkelvoud en meervoud)

deze = dichtbij 

die = veraf

Waar is mijn fiets? ..... staat buiten.

1. die
2. dat

De jongen ..... met Ilona zit te kletsen, heet Leonardo.

1. dat
2. dit
3. die
4. deze

Het kleed ..... daar ligt, is van mijn moeder geweest.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?

1. We gingen een film kijken, DIE zij niet leuk vond.
2. We gingen een film kijken, DAT zij niet leuk vond.

In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?

1. DAT hondje is heel schattig en zacht.
2. DIE hondje is heel schattig en zacht.

Wanneer schrijf je deze en dit?

Bij iets dat ver weg is, of juist dichtbij?

Wanneer schrijf je dat en die?

Bij iets dat ver weg is, of dichtbij?

Mening of feit

Leg het verschil uit.

 Maak opdracht 2 op blz 133

Lesdoel bereikt?

Ik kan de verwijswoorden die, deze, dit en dat herkennen. 

Ik kan in een zin de juiste verwijswoorden opschrijven. 

Mening of feit---> ik kan het 

verschil uitleggen