Oefenen voor de SO §3.1 en 3.2

Koning Lodewijk XIV regeerde. Welk woord past het beste bij hem?
A
monarchie
B
democratie
C
absolutisme
D
dictatuur
1 / 27
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Koning Lodewijk XIV regeerde. Welk woord past het beste bij hem?
A
monarchie
B
democratie
C
absolutisme
D
dictatuur

Slide 1 - Quiz

Hoe heet de manier van regeren van de Franse koning?
A
Resolutisme
B
Radicalisme
C
Fantasisme
D
Absolutisme

Slide 2 - Quiz

Vanuit waar bestuurde Lodewijk XIV Frankrijk?
A
Parijs
B
Versailles
C
Madrid
D
Brussel

Slide 3 - Quiz

Testvraag: De 17e eeuw noemen we de tijd van:
A
edelen en vorsten
B
regenten en burgers
C
regenten en vorsten
D
ontdekkers en hervormers

Slide 4 - Quiz

Raadspensionaris
A
opperbevelhebber Staatse leger
B
hoofd van Staten-Generaal
C
benoemt regenten
D
bepaalt militair beleid

Slide 5 - Quiz

Welk begrip past bij het plaatje?
A
Vorsten
B
Koningen
C
Bestuurders
D
Regenten

Slide 6 - Quiz

Wat zijn regenten?
A
bestuurders van steden en gewesten
B
handelaren
C
kooplieden
D
bestuurders van een gilde

Slide 7 - Quiz

Van 1702 tot 1747 was er een 'stadhouderloos tijdperk'.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Regering waarbij de macht van de vorst door niets wordt beperkt
Hoogste dienaar van een staat, lid van een regering
Regering van een kleine groep bevoorrechte personen
Overheidsbestuurder
Staten
Tijd zonder stadhouder
Absolutisme
Minister
Oligarchie
Regent
Bestuur van een gewest
Stadhouderloos tijdperk

Slide 9 - Drag question

Hoe bestuurt men bij een Oligarchie?

Slide 10 - Open question

Wat is juist?
A
oostzeehandel: graan en hout VOC: specerijen en luxeproducten
B
oostzeehandel: specerijen en graan VOC: specerijen en luxeproducten
C
oostzeehandel: graan en luxeproducten VOC: hout en luxeproducten
D
oostzeehandel: graan en hout VOC: hout en luxeproducten

Slide 11 - Quiz

Welke handel wordt de moedernegotie genoemd?
A
de VOC
B
de oostzeehandel
C
de WIC

Slide 12 - Quiz


Hoe werkte de driehoekshandel?

Slide 13 - Open question

VOC
WIC/ Driehoekshandel
Havenstad Amsterdam
Stapelmarkt

Slide 14 - Drag question

Amsterdam werd een stapelmarkt
A
stapelmarkt is dat spullen werden opgeslagen en later pas doorverkocht
B
stapelmarkt is dat amsterdam spullen doorverkocht
C
stapelmarkt is dat er elke dag markt was
D
stapelmarkt is dat er veel textiel was

Slide 15 - Quiz

Wat is het voornaamste doel van het kapitalisme
A
Zo min mogelijk winst maken.
B
Zoveel mogelijk winst maken.
C
Rijk worden.

Slide 16 - Quiz

Producten opslaan om later te verhandelen noem je:
A
handelskapitalisme
B
stapelmarkt
C
VOC-principe
D
pakhuispolitiek

Slide 17 - Quiz


Als je eerst geld investeert, om daarna winst te maken noem je dat .. 
A
Driehoekshandel
B
Piraterij
C
Handelskapitalisme
D
Kaapvaart

Slide 18 - Quiz

Amsterdam groeide uit zijn voegen. Een tastbaar bewijs hiervan die we vandaag de dag nog kunnen zien is:
A
de haven
B
de grachtengordel
C
het rijksmuseum

Slide 19 - Quiz

Met welke vrede werd de erkenning van de Republiek der Nederlanden internationaal erkend?
A
Vrede van Munster
B
Vrede van Augsburg
C
Vrede van Parma
D
Vrede van Antwerpen

Slide 20 - Quiz


Wanneer was het rampjaar?
A
1648
B
1658
C
1672
D
1700

Slide 21 - Quiz

De Gouden Eeuw was in de .....eeuw.
Even herhalen! 
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw

Slide 22 - Quiz

In de gouden eeuw dronken kinderen bier.
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quiz

de Gouden Eeuw:
wel of niet?
A
wel
B
niet

Slide 24 - Quiz

Tijdens de Gouden Eeuw was Nederland opgedeeld in
A
gewesten
B
provincies
C
steden
D
dorpen

Slide 25 - Quiz

Welke schilders schilderden in de Gouden Eeuw?
A
Rembrandt
B
Steen
C
van Gogh
D
Hals

Slide 26 - Quiz

In de Gouden Eeuw was er veel verschil tussen rijk en arm.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz