Aanwijzend voornaamwoord

Planning van de les
- Lezen uit je leesboek (10 minuten)
- Nakijken opdrachten vorige week (voegwoorden + pers. en bez. vnw)
- Uitleg aanwijzende voornaamwoorden (10 minuten) 
- Werken aan de opdrachten (20 minuten) 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Planning van de les
- Lezen uit je leesboek (10 minuten)
- Nakijken opdrachten vorige week (voegwoorden + pers. en bez. vnw)
- Uitleg aanwijzende voornaamwoorden (10 minuten) 
- Werken aan de opdrachten (20 minuten) 

Slide 1 - Slide

Redekundig ontleden
Woordsoorten: 
Aanwijzend voornaamwoord


Slide 2 - Slide

Lesdoelen

Grammatica woordsoorten

- Je weet wat een aanwijzend voornaamwoord is

- Je kunt in een zin de aanwijzende voornaamwoorden benoemen.
     

Slide 3 - Slide

Wat weet je nog?
Kahoot: check!

Slide 4 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord wijst meestal een mens, dier of ding aan. 

Deze vrouw, dat paard, die fiets. 

Slide 5 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
De - woorden:  deze - die 
Het - woorden: dit - dat

Voorbeeld: 
de deur - deze deur - die deur
het huis - dit huis - dat huis

Slide 6 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Maar ook: zulk - zo'n - dergelijk

Voorbeeld:
zo'n deur, een dergelijke deur
zulke ideeën, dergelijke ideeën



Slide 7 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zelfstandig naamwoord staan, maar het kan ook alleen staan. Als het alleen staat, kun je het zelfstandig naamwoord er soms wel achter denken.




Slide 8 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zelfstandig naamwoord staan, maar het kan ook alleen staan. Als het alleen staat, kun je het zelfstandig naamwoord er soms wel achter denken.

Deze app is gratis, maar die (app) niet.
Met dit oog zie ik beter dan met dat (oog).




Slide 9 - Slide

Let op!
De woorden dat en die behoren tot meer woordsoorten, het zijn dus niet ALTIJD aanwijzende voornaamwoorden.

Controleer altijd of je ze kunt vervangen door dit en deze. Dan zijn het aanwijzende voornaamwoorden.




Slide 10 - Slide

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'de tuin'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 11 - Quiz

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 12 - Quiz

Dit huis is van mij en dat is jouw huis.
Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden in deze zin?
A
Dit
B
Dit en dat huis
C
Dit en dat
D
Dat

Slide 13 - Quiz

Vul in:
... school is echt heel leuk.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die

Slide 14 - Quiz

Vul in:
Ik hou van ... koekjes met chocolade.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die

Slide 15 - Quiz

Vul in:
's Ochtends eet ik altijd ... ontbijt.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die

Slide 16 - Quiz

Vul in:
In juli zal ik ... paarden verzorgen.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die

Slide 17 - Quiz

Aan de slag
Gr7 aanw. voornaamwoorden, blz. 210, opdracht 1 t/m 4

Slide 18 - Slide


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Deze vraag vind ik helemaal niet moeilijk. 

Slide 19 - Open question


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Ik heb dit onderdeel altijd al makkelijk gevonden. 

Slide 20 - Open question


Is het onderstreepte woord een aanwijzend voornaamwoord? 
Ja of nee
Matthijs draagt altijd dezelfde schoenen, want die brengen geluk volgens hem.

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Link

Verder...
Ben je klaar? Ga dan verder in Taalblokken
2F spelling: 2.2/2.3/2.12
3F spelling: 2.4/2.12

Slide 23 - Slide