This lesson contains 18 slides, with interactive quiz and text slides.
Items in this lesson
Hello!
Slide 1 - Slide
Today's lesson
Lesson goals:
You're able to write about everyday aspects of your environment.
You're able to write with connected sentences when writing about your environment.
You're able to give detailed descriptions of familiar subjects.
You know what you have to study for the unit test.
You know what to study for the reading test.
You know how to study for both tests.
Slide 2 - Slide
Timetable
Final lesson on writing
5 minutes - walk in
15 minutes - test instruction
10 minutes - recap modal verbs
15 minutes - finish paragraph 5; writing
5 minutes - homework instruction
Slide 3 - Slide
Test instruction - unit toets
Woordjes: 4x
Vertalen
Invullen
vertalen + invullen
Future: zinnen afmaken [5 opties] Vertrouw op je gevoel. 1x
Adjectives/adverbs: zinnen afmaken. Jij moet a.d.h.v. de zin bepalen welke woordsoort van toepassing is. 1
Modal verbs: vertaal de zinsdelen tussen haakjes met het juiste werkwoord 2x
Expressions: vertaal een deel van de zin. 1x
Tenses: 1x
present perfect continuous
future
past simple
past continuous
past perfect
Writing: Je krijgt een vrije schijfopdracht van 150-200 woorden. Het onderwerp blijft geheim. Wel krijg je samen met het onderwerp een aantal punten die je moet verwerken in de opdracht. Deze kunnen je helpen omdat ze je vertellen waar je allemaal over moet schrijven. Tip als je tijd hebt: pak eerst een kladpapier en schrijf hier wat woorden, losse zinnen, hersenspinsels op.
LEES GOED WAT ER STAAT EN WAT ER GEVRAAGD WORDT!
Qua opmaak geen verschil tussen HAVO en VWO. Wel in inhoud
Info wordt toegevoegd aan Magister [bij 1 april 2022]
Slide 4 - Slide
Test instruction - leestoets
In de proefwerkweek krijgen jullie weer een leestoets.
Ter voorbereiding hierop heb ik eenzelfde soort toets voor jullie gevonden.
We gaan hier in de les aan werken. De hele toets in 1 les gaat niet lukken; maak de toets zelf thuis af.
Je ontvangt een papieren kopie. Ik zet hem ook op magister [bij datum toets] incl. antwoorden.
Besteed tijdens de voorbereiding voor de leestoets ook tijd aan het werken met een woordenboek.
Slide 5 - Slide
We have spent the last two lessons on modal verbs. Which ones can you remember?
Slide 6 - Mind map
can, could, may, might, to be able to, to be allowed to
Wat betekent het?
Zou kunnen ofzou mogen
4 scenario's
Slide 7 - Slide
4 scenario's
[zou] kunnen:
Iets is mogelijk -> can, could, may, might
Je hebt het vermogen, de vaardigheid of de mogelijkheid om iets te doen -> can, could, to be able to
[zou] mogen
Je hebt toestemming om iets te doen -> can, could, may, to be allowed to
Je stelt een beleefde vraag -> can, could, may, might [vaak i.c.m. please]
Slide 8 - Slide
Iets is mogelijk
Can, could, may, might
Can -> het is waarschijnlijk
Could -> het is iets minder waarschijnlijk
May -> het is nog minder waarschijnlijk
Might- > het is bijna onwaarschijnlijk
Slide 9 - Slide
Je hebt het vermogen, de vaardigheid of de mogelijkheid om iets te doen
Can, could, to be able to
Can -> alleen in the present simple
Could -> voor iets wat mogelijk zou kunnen + verleden tijd van can [I couldn't do it]
To be able to -> kan altijd [betekenis; in staat zijn om]
Slide 10 - Slide
Je hebt toestemming om iets te doen
Can, could, may, to be allowed to
Can -> alleen in the present simple
Could -> verleden tijd van can
May -> formele versie van can [denk aan the Queen]
To be allowed to -> kan altijd [betekent letterlijk dat je toestemming hebt]
Slide 11 - Slide
Je stelt een beleefde vraag
Can, could, may, might + vaak 'please'
Klimt op in gradatie van informeel naar formeel
Can I?
Could I?
May I?
Might I?
Slide 12 - Slide
have to, must, should
drie scenario's
Je zegt dat iets noodzakelijk is -> have to, must
Je zegt dat iets niet anders kan -> must
Je geeft advies -> should
Slide 13 - Slide
Iets kan echt niet anders
Must [nooit have to]
Je geeft aan dat iets echt niet anders kan
''You must be exhausted after three days without sleep.''
Slide 14 - Slide
Je geeft advies
Should
Om advies te geven of om aan te geven dat iets [eigenlijk] zou moeten
''If you want higher marks, you should pay better attention at school. ''
Slide 15 - Slide
Iets moet/is noodzakelijk
Have to of must
Have to -> iets is noodzakelijk
Must -> formeler en dwingener dan have to. Vaak bij wetten, regels of bevelen