This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Woordenschat
Blok 7
Cultuur
Slide 1 - Slide
Gebruik de woordenlijst van bladzijde 58 en 59 van je taalboek bij de verschillende opgaven.
Slide 2 - Slide
Wat betekent komisch ?
Iedereen moet lachen want de clown doet heel komisch.
A
schitterend
B
spannend
C
grappig
D
boeiend
Slide 3 - Quiz
Welk woord past het beste in deze zin ?
In het toneelstuk speelt de ........... de rol van koning
A
clown
B
acteur
C
prinses
D
bakker
Slide 4 - Quiz
Ik poets elke avond mijn tanden dat is een gewoonte. Ik doe het steeds op dezelfde manier. Rara wat is het ?
A
gewoonte
B
rijkdom
C
waarheid
D
trakteren
Slide 5 - Quiz
In het museum wordt op de spullen gelet door een suppoost . Wat past bij suppoost ?
A
museum, poffertje
B
tentoonstelling,
boerenkool
C
stamppot, tulband
D
museum, tentoonstelling
Slide 6 - Quiz
Vul in wie het zegt.
Ik ben heel komisch ik maak alle mensen aan het lachen
A
goochelaar
B
publiek
C
clown
D
edelsmid
Slide 7 - Quiz
Poffertje: een klein,rond en dik pannenkoekje
Blozen:rood worden van verlegenheid of schaamte
Iemand voor de gek houden, iemand in de maling nemen
Dichten: een gedicht maken
Decor: dingen die op het toneel staan. Het past bij het verhaal.
Slide 8 - Drag question
Welke woorden passen het best bij betoverend ?
A
poffertjes- trakteren-
blozen
B
prachtig- schitterend-
toveren
C
schelpdier-elfje-
edelsmid
D
beschuit - museum-
komisch
Slide 9 - Quiz
Wij gaan jaarlijks op kamp met de klas.
Jaarlijks is twee keer per jaar.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
Welk woord van de woordenlijst op blz 58 en 59 past in deze zin ? Aan een kettinkje van goud hangt de ....................... Die is door de oester gemaakt.
Slide 11 - Open question
Van een mooie doek maakt hij de ................ op zijn hoofd.
A
tulband
B
muisjes
C
parel
D
tentoonstelling
Slide 12 - Quiz
Bedenk een bijvoeglijk naamwoord bij de tentoonstelling.
Slide 13 - Open question
bedenk een bijvoeglijk naamwoord bij beschuit
Slide 14 - Open question
Maak een woordzoeker met 15 woorden van de woordenlijst op bladzijde 58 en 59.
Laat je vader of moeder of een oudere broer of zus jouw woordzoeker oplossen.